Stem van het Boerenland: Interview met een rode worm

Wie ben je? 
Mijn officiële naam is Lumbricus rubellus, ook wel bekend als de gewone blauwkopworm. Ik behoor tot de groep van de ‘rode wormen’. Ik ben iets anders dan de Lumbricus terrestris, de gewone regenworm.  

Waar leef je? 
Ik leef graag in vochtige bodems die rijk zijn aan grof organisch materiaal, zoals blaadjes, gras en ruige mest, dat is stalmest met stro. Je vindt me vaak in graslanden, bossen, weilanden en zelfs in tuinen waar ik me kan ingraven in losse grond. Ik ben belangrijk voedsel voor weidevogels. 

Hoe zie je eruit?  
Ik ben roodbruin van kleur en heb een lang, buisvormig lichaam zonder ogen of tanden. Mijn lichaam is bedekt met lichtgevoelige cellen waarmee ik licht en donker kan voelen. Ik ben hermafrodiet, wat betekent dat ik zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen heb, maar ik kan mezelf niet bevruchten. Na een paring leg ik mijn eitjes in een cocon, waaruit na ongeveer zes maanden jonge wormen komen. 

Wat doe je? 
Ik ben een harde werker in de bodem. Mijn belangrijkste taak is het afbreken van plantenresten. ’s Nachts, in het donker, kom ik naar boven om blaadjes en ander eetbaars te zoeken. Dat sleep ik de grond in, in mijn holletje. Ik eet alles op en poep het weer uit, waardoor de bodem vruchtbaar wordt. Terwijl ik graaf, maak ik tunnels die de grond beluchten en water beter laten doorstromen. Dit helpt planten om voedingsstoffen op te nemen. Bovendien verbeter ik de bodemstructuur: ik maak een goede spons van de bodem.  

Waar hou je van? 
Ik hou van vochtige, losse grond. Een neutrale zuurgraad is ideaal voor mij. Dat betekent: niet te zuur en niet te basisch. Verder hou ik van rust: dus geen zware machines of chemische stoffen. En de grond mag niet te droog zijn. 

Waar maak je je zorgen om? 
Nou dat is een heel rijtje.

  • Ik moet goed natuurlijk oppassen voor vogels, zoals goudplevieren. Die lusten mij graag. Maar wat me echt zorgen baart, is wat er met de bodem gebeurt. Zware landbouwmachines maken de grond hard. Daar kan ik niet goed meer doorheen kruipen. Door de lage grondwaterstand wordt de bodem ook te droog, waardoor ik niet goed kan ademen of bewegen.
  • Bij intensieve landbouw komt er vaak minder organisch materiaal in de bodem, en dat is juist mijn voedsel. Drijfmest en kunstmest helpen mij ook niet, ik heb liever ruige mest.  
  • En dan zijn er nog de pesticiden die op de plantenresten zitten, die zijn niet gezond voor mij.
  • Door al deze dingen zie ik steeds minder soortgenoten om me heen. Wij zijn dan ook zeldzamer geworden dan de gewone regenworm.  


Wat vraag je van de boeren? 
Om beter voor de bodem te zorgen. Gebruik ruige mest en voeg organisch materiaal toe zoals compost. Gebruik geen chemische bestrijdingsmiddelen en laat geen zware machines over het land rijden. Die maken de bodem te hard. Zorg ervoor dat de grondwaterstand niet wordt verlaagd. De bodem moet vochtig blijven, anders kan ik niet goed leven. Geef mij een gezonde plek om te wonen, want zonder mij wordt het moeilijk om de bodem vruchtbaar en gezond te houden. En ook de weidevogels hebben mij nodig, want ik ben hun voedsel. Mensen kunnen zorgen voor natuurinclusieve landbouw en een duurzame toekomst, en ik help graag mee! 

Dit interview is geschreven naar de vorm van Stem van de Natuur, een initiatief van IVN Natuureducatie. Voor ons jubileum maken we in samenwerking soortgelijke interviews met onze Big Five, die we Stem van het Boerenland noemen. 

Deel de post:
Facebook
LinkedIn
Pinterest
WhatsApp
Threads

Gerelateerde berichten