Bij elke vorm van beheer activeer je iets en stagneer je iets, en afhankelijk van het doel kun je daar je beheer op afstemmen. Globaal genomen: voor grasland kies je voor maaien of weiden, of een combinatie van die twee. Bij maaien kun je kiezen tussen vroeg of laat maaien, en bij weiden kun je variëren met de vee bezetting en het soort vee. Daarnaast kan de ontwikkeling door wel of geen bemesting en de soort bemesting beïnvloed worden.
Door Nico Minnema
Begrazing in najaar en winter van voormalig intensief beheerd grasland kan positief werken op voorkoming verruiging en herstel bodembiologie.
Schapen en geiten grazen anders dan koeien en ook anders dan pony’s of paarden.
Die verscheidenheid komt goed van pas bij het vergroten van biodiversiteit op extensieve weidepercelen, zoals die van Land van Ons.
Schapen en geiten noemen we in Friesland echter ook wel blomkefretters oftewel bloemetjeseters. Dan heb je weinig bloei en krijg je een dichte grasmat. In de landbouw zeer gewaardeerd, in het natuurbeheer minder. Toch hebben ze hun waarde, mits diffuus ingezet, bij het tegengaan van verbossing, en in grasland bij het temperen van de opportunisten van het voormalig intensief beheerde grasland: ridderzuring, akkerdistel en bij vernatting ook de pitrus.
Laat maaien is goed voor broedvogels en voor de zaadzetting van kruiden. En dus ook voor deze soorten. Om dit te voorkomen is tijdelijk beweiden met schapen of geiten een optie, ze vreten namelijk in een week tijd al de bloeiwijzen weg. Voorkomt zaadzetting en uitbreiding van deze mooie maar wel zeer dominante planten.
Landgeiten in oud grasland pas ingezet eind mei, met volop bloei boterbloem, en later gemaaid en materiaal benut als strooisel.
Een pony of paard graast met de tanden, kan mede daardoor heel kort grazen en eet amper bloeiende planten, dus deze weides zijn dan ook bloem- en insectenrijker. Distels worden soms tot en met de wortelhals afgegraasd, en dat voorkomt dominantie van de distel. Maar de ridderzuring laat-ie ongemoeid…
Shetlandponies ingezet bij herstel verruiging en grazige vegetatie, met meer kruiden.
Runderen grazen met hun tong, dus minder kort, en dat geeft meer structuur dan bij schapen en betekent ook meer behoud van bloeiende kruiden.
Lakenvelders, blaarkoppen, of fries rood en zwart bont rundvee , ook goed inzetbaar voor herstel grasland en omschakeling naar een extensief kruidenrijk beheer.
Samengevat:
Een koe graast op grote schaal, van alles een beetje. Dat zorgt voor veel groei (snoeien is groeien).
Een schaap of landgeit eet het liefst de bloeiende planten en beperkt daarmee uitbreiding van soorten, en is nuttig bij het tegen gaan van verbossing.
Een pony of paard graast altijd kort, keert dagelijks op hetzelfde graasstuk terug, waardoor andere weidegedeelten doorgroeien en de hoogtevariatie en soortenrijkdom toeneemt.
Resultaat van 20 jaar intensief maaien en beweiden met shetlandponies in voormalige pitrus percelen. Inmiddels is het hooiland met late maaidatum en naweiden met shetland ponies en landgeiten.
Moraal van het verhaal
Biodiversiteit activeer je door te doen en te laten, en bij het creëren van een ‘lappendeken’, en variatie in beheer en inrichting is het resultaat het hoogst. Daarbij komt dat de verscheidenheid het kleinst is bij intensief beheer, of bij niks doen. Daartussen ligt een wereld vol mogelijkheden en uitdagingen. Indien de huidige natuurwaarde laag is, is er ruimte om te experimenteren, maar bij een nog redelijke uitgangssituatie kun je je beter goed laten informeren. Succes met deze ecologische puzzel, en vragen? Je mag gerust bellen en of mailen.