Het spreekwoord ‘veel voeten in de aarde hebben’, betekent dat we moeite moeten doen voor bepaalde zaken. Hoewel het niet duidelijk is waar deze uitdrukking vandaan komt, is één verklaring dat met voeten de wortels van een boom bedoeld worden. Als er sprake is van een flink wortelstelsel en de wortels van een boom diep genoeg in de aarde zitten, kost het veel moeite om de boom omver te krijgen. Belangrijk dus, dat goed geworteld zijn! Niet alleen voor bomen, maar ook voor mensen.
In het boek ‘Het verborgen leven van bomen’ van Peter Wohlleben worden er meer raakvlakken benoemd tussen menselijke families en bomenfamilies. Want net als bij mensen wonen bomen met hun kinderen, communiceren ze met elkaar en ondersteunen ze elkaar in de groei. Dat zou toch een band moeten scheppen.
Hoe raak je als boom goed geworteld? Daar komen een hele boel factoren bij om de hoek kijken. In deze blog wil ik het graag hebben over één aspect daarvan: het bodemleven.
Mensen blijken een moeilijke verstandhouding tot bodems te hebben. Zo blijkt de bodem van de oceanen slechter onderzocht te zijn dan het oppervlak van de maan. We weten bitter weinig van de grote verscheidenheid aan leven dat onder onze voeten krioelt. De meeste wezens in die bodem zijn met ons blote oog niet te zien. Misschien is dat een verklaring voor onze beperkte interesse. Voor het voortbestaan van een bos zijn die nietige wezentjes echter noodzakelijk. Het is inmiddels bekend dat in een handjevol bosaarde meer bodemdiertjes zitten dan dat er mensen op aarde zijn. En een theelepel vol aarde bosaarde bevat een kilometer aan zwamdraden.
Zonder bodem geen bossen, want bomen moeten zich kunnen wortelen. Kale rotsen bieden domweg niet voldoende houvast. Losse stenen zouden wat houvast kunnen bieden, maar kunnen niet genoeg water en voedingsstoffen opslaan.
Door geologische processen zijn stenen opengebroken, gletsjers schuurden brokken tot zand en stof. Later kwam daar leven bij in de vorm van bacteriën, schimmels en planten, die na hun dood tot humus vergingen. Zo ontstond langzaam maar zeker een bodem waarop zich bomen konden vestigen. De bodem werd verrijkt door bodemdieren. In het bos vormen de kleine beestjes het begin van de voedselketen en zijn dus onmisbaar voor het ecosysteem.
Als voorbeeld van zo’n bodemdiertje noem ik de snuitkever: met hun lange snuit vreten ze gaatjes in bladeren en stengels, waar ze vervolgens hun eitjes in leggen. Zo zijn de larven beschermd tegen predatoren. Sommige soorten kunnen niet meer vliegen, omdat ze zich door de eeuwen heen aangepast hebben aan het lage tempo van de bossen. Ze kunnen maximaal tien meter per jaar (!) lopen; meer was ook nooit nodig. Als de omgeving van een boom verandert, bijvoorbeeld door sterfte van de boom, hoef je als snuitkever voor je voedsel enkel naar de volgende boom te lopen. Ze getuigen van een lange, ononderbroken bosgeschiedenis.
Wanneer een bos bijvoorbeeld in de middeleeuwen gerooid is en later opnieuw aangeplant, ontbreken zulke insecten, omdat de weg te voet terug van het dichtstbij gelegen oude bos domweg te lang is. Tegenwoordig is het grootste deel van het bos door de mens veranderd. Sparren in plaats van beuken, douglassparren in plaats van eiken, jonge bomen in plaats van oude. Door al deze veranderingen verhongeren de beestjes en sterven lokaal uit.
Mogen we hoop koesteren dat we ooit weer met verwondering kijken naar echte oerbossen? Er is onderzoek dat hoop geeft. In honderd jaar geleden aangeplante naaldbossen in Duitsland leken de kleinste beestjes toch grote afstanden te hebben afgelegd. Waarschijnlijk dat vogels de bodemdiertjes in hun veren hebben meegenomen. En wat bij sparrenminnende beestjes lukt, lukt misschien ook wel bij de loofminnende soorten.
Toch tonen de meest recente onderzoeken aan dat het lang kan duren voordat de beestjes terugkeren. Meer dan honderd jaar geleden zijn er op de Lüneburger Heide eikenbossen geplant op voormalige akkers. Wetenschappers namen aan dat al na een paar decennia de oorspronkelijk structuur van schimmels en bacteriën zich weer in de bodem zouden bevinden, maar ze zaten ernaast. Er gapen nog grote leemtes in de lijst met soorten, wat ernstige gevolgen voor het bos heeft. De voedselkringloop functioneert nog altijd niet goed en in de bodem resten nog steeds stikstofoverschotten van mest van vroeger.
Om ervoor te zorgen dat regeneratie kan plaatsvinden, zijn reservaten met oorspronkelijke bossen nodig waar oorspronkelijk bodemleven floreert dat als kiemcel kan dienen voor het herstel van omliggende bossen. Als voorbeeld noemt Peter Wohlleben de gemeente Hümmel die oude beukenbossen onder natuurbescherming heeft geplaatst en er op een andere manier geld aan verdient. Een deel wordt als begraafbos gebruikt door bomen als levende grafstenen voor urnbijzettingen te verpachten. En zeg nou zelf: na je dood deel worden van het oerbos, is dat geen mooi idee?
Elka Le Mair
Elka heeft Rechten gestudeerd maar heeft dat niet afgemaakt. Ze heeft in de zorg gewerkt, veel vrijwilligerswerk gedaan en drie kinderen opgevoed. Tegenwoordig werkt ze als vrijwilliger bij IVN en in een plaatselijk voedselbos. Ze houdt van schrijven, werkt aan haar eerste kinderboek en woont met man en kat in Wijk bij Duurstede.