Schaapjes tellen, de slapelozen onder ons krijgen het nog wel eens aanbevolen. Dieren tellen is kennelijk zó stomvervelend dat je er automatisch van in slaap valt. Niets is minder waar! Op de Biesterhof tellen wakkere vrijwilligers met groot plezier hommels, vlinders, wormen, vogels en planten. Ze brengen de biodiversiteit ter plekke in kaart, met het doel bij te dragen aan kennis over landelijke trends, maar op den duur ook aan het lokale perceelbeheer.
Donderdag is vrijwilligersdag op de Biesterhof, de 25 hectare grote ‘regeneratieve burgerboerderij’ op het perceel van Land van Ons in Millingen. Op een mooie dag in mei zijn er zo’n tien mensen in de weer met schoffels, harken, kruiwagens en een maaimachine. Kees Remy legt stro rond de bessenstruiken die een akker omzomen. Als bodemkundige werkte hij bij een ingenieursbureau; nu is het tijd een beetje van het leven te genieten en ‘de vrijgekomen tijd kwalitatief goed in te vullen’, zoals hij zegt. Dat doet hij een à twee dagen in de week bij de Biesterhof, onder andere als coördinator van het monitoringteam. Monitoren – een lelijke vernederlandste Engelse term die zoveel betekent als ‘in de gaten houden’ of ‘bewaken’ – van biodiversiteit doet men op de Biesterhof al sinds de aankoop van het perceel in 2022. Er was geen gebrek aan vrijwilligers. ‘We hebben een team samengesteld en zijn aan het tellen gegaan. De eerste keer vormde de nulmeting.’
Als de boekweit bloeit
De teamleden tellen hommels en dagvlinders als indicatorgroepen (1.) van bestuivers, vogels, en van het bodemleven. Ze volgen daarbij de Land-van-Ons-protocollen, die gebaseerd zijn op de landelijke protocollen van Sovon (vogels), de Vlinderstichting, het Hommelmeetnet, en voor de regenwormen een protocol van de VU, een veel door bodembiologen gebruikte standaard. ‘De gegevens voeren we in op Waarneming.nl,’ zegt Kees, ‘zo dragen we bij aan de landelijke databanken. We zijn lerende, we hebben een workshop gehad en nemen altijd boekjes mee. Determineren van soorten lukt nog niet altijd. Dan schrijven we bijvoorbeeld ‘hommel, onbekend’. Er zijn contacten met wetenschappers – zo heeft een groep van Living Lab Ooijpolder, verbonden aan de Radboud Universiteit, insectenvallen gezet om aantallen insecten per seizoen te verzamelen. En Howard Koster, bodembioloog en boer van de Biesterhof, werkt deels op de WUR. Voor de inkomsten, maar ook omdat hij de verbinding van praktijk en theorie belangrijk vindt. Heeft hij al iets kunnen doen met de gegevens van het monitoringteam? ‘Niet dat ik weet’, zegt Kees. ‘Maar de data worden verzameld door Land van Ons, die er te zijner tijd een analyse en conclusies aan zal verbinden (zie ‘Interview met Leo Soldaat’). Het nieuwe beheer is nog maar twee jaar oud. Dan kun je nog niet echt trends waarnemen. Wel hebben de geteelde gewassen duidelijk impact op de hoeveelheid bestuivers. Als de boekweit bloeit, loop je in wolken van gezoem. En we zien de invloed van de buren. Aan de noordkant van het perceel, naast een biologische melkveehouder, zitten meer vogels dan aan de westkant, waar een gangbare boer bieten en aardappels teelt.’
Bestuivers, vogels en bodemdiertjes
Meestal monitoren ze in duo’s. Met twee mensen zie je meer, wint het determineren aan objectiviteit en is het natuurlijk ook gezelliger. Voor de bestuivers zijn zo’n tien mensen beschikbaar, voor vogels zes, voor het bodemleven zes. Kees maakt een planning: een keer per week bestuivers en vogels tellen; twee keer per seizoen het bodemleven. ‘Voor de bestuivers lopen we twee routes, verdeeld in secties van 50 meter. Voor vogels zijn er vijf telpunten op het terrein, per punt wordt 10 minuten geteld en we registreren of het om overvliegende, foeragerende of broedende vogels gaat. Die laatste zien we nog niet veel; de geplante bomen en hagen zijn nog in de groei en bieden onvoldoende beschutting.’
Om het bodemleven in kaart te brengen steken ze op negen plekken een stuk grond uit van 20 x 20 cm en pluizen dat uit. ‘Aanvankelijk telden we alleen wormen, nu ook andere bodemdiertjes. En we graven potjes in, een soort vallen.’
Haarvaten
De Biesterhof lift ook mee op landelijk onderzoek naar waterbodems. In verband met de Europese Kaderrichtlijn Water is er een campagne gaande van onder andere het Leidse Naturalis Biodiversity Centre om de haarvaten van ons watersysteem te monitoren. ‘Stef en Kees hebben hier de weteringbodems bemonsterd en het water gemeten op doorzicht: hoe troebel is het? De monsters gaan naar het landelijke onderzoeksteam, vergezeld van een telling van alle zichtbare waterbeestjes – libellenlarven, slakjes, visjes – en de uitkomst van de doorzichtmeting. Ons water blijkt niet heel vervuild of zuurstofloos, maar ook niet heel goed.’
En hoe zit het met planten? Kees: ‘Die monitoren we nog beperkt. Ik weet niet goed wat we daarmee aan moeten. Dit is cultuurgrond, alles is ingezaaid. Misschien is het zinvol voor de bloemrijke stroken langs de weg. Er komt dit jaar niet veel op van het mengsel dat in het eerste jaar is ingezaaid en zich weer had moeten uitzaaien.’
Koninginnenpage
Toon Snelder loopt vandaag met Kees de twee hommel- en vlinderroutes. Na een voornamelijk binnenskamerse loopbaan kan hij zich nu volop wijden aan zijn oude liefde: de natuur. Als kind was hij al in de weer met jampotjes vol dikkopjes en spinnen; binnenkort krijgt hij zijn diploma IVN-gids.’ Wat was zijn topervaring op de Biesterhof? ‘De koninginnenpage!’ Kees: ‘Roodborsttapuit!’ Toon: ‘Kraanvogels!’ Kees: ‘Zeearend!’ Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Een toekomstvraag dan: Welke soorten (2.) hoopt de Biesterhof te gaan herbergen? Kees: ‘Kamsalamander, kleine parelmoervlinder, geelgors en grootoorvleermuis (zie ook ons andere artikel ‘Dat geeft de burger moed’). Die laatste heeft bomen nodig. Op dit perceel stond maar één flinke boom, een wilde kers. Die heeft een aannemer van het Waterschap omgezaagd omdat hij op hun schouwpad stond.’
5 Meter hoog
Gewapend met verrekijker, registratieformulier, pen, hommel- en vlindergidsen gaan we op stap. De routes lopen grotendeels langs de perceelgrenzen. ‘We kijken 2,5 meter links, 2,5 meter rechts en 5 meter hoog’, zegt Kees. De eerste hommel dient zich aan – gele kraag, twee witte rokjes op het achterlijf. Vierkleurige koekoekshommel? Te onzeker, het wordt ‘hommel, onbekend’. Voor onze voeten fladdert iets weg, het nog kale veld op: een distelvlinder. We horen een tjiftjaf, een zwartkop. Op een brandnetel wriemelt een massa rupsjes. ‘Van dagpauwoog of atalanta’, zegt Toon. Er zijn weinig bloemen, maar zo gauw zich een bosje dovenetels aandient zwermen er meteen drie hommels omheen. Ze steken hun snuit in de witte hoodies en komen er geelbestoven onder vandaan. Ook de esparcette, een elegante roze vlinderbloemige met wikke-achtig blad, trekt hommels bij de vleet. Wit kontje, geel bandje achter de kop en op het achterlijf. ‘Aardhommel?’ twijfelt Kees. Hommel, onbekend. Op het eind van de wandeling hebben 25 hommels en vier dagvlinders zich op papier laten vangen.
Op het laatste stukje staat een pol jacobskruiskruid. Toon zoekt naar de fraai geelzwart gestreepte rupsen van het nog fraaiere rode sint-jacobsvlindertje, maar Kees trekt de pol resoluut uit de grond. ‘Daar heeft de boer hiernaast om gevraagd,’ zegt hij. ‘Als die plant zich verspreidt en in het hooi terecht komt, gaan zijn koeien eraan dood.’ ‘Daar gaat onze biodiversiteit!’ zegt Toon. Soms moet je een beetje schipperen.
© Liesbeth Sluiter
Foto’s Liesbeth Sluiter
1. Waarnemingen met betrekking tot een indicatorgroep zeggen iets over een groter biologisch geheel. In dit geval kun je dus trends met betrekking tot bestuivers afleiden uit gegevens over hommels en dagvlinders.
2. In natuurbehoud spreekt men van doelsoorten: die waarvan behoud, herstel of terugkeer als doelstelling voor een bepaald gebied worden gezien. Vaak gaat het om bedreigde, achteruitgaande of zeldzame soorten.