Land van Ons draait op vrijwilligers. Het is dus logisch dat het monitoren van de biodiversiteit ook door vrijwilligers wordt gedaan. Dat fenomeen heeft een naam: burgerwetenschap. En burgerwetenschap levert – naast waardevolle data – veel op, onder andere dat mensen zich meer betrokken voelen bij hun omgeving. Een hoopvolle ontwikkeling.
Iedereen die weleens aan de Nationale Tuinvogeltelling heeft meegedaan, is, zonder dat-ie dat misschien weet, een burgerwetenschapper. Burgerwetenschap, of citizen science, is wetenschappelijk onderzoek dat gedeeltelijk wordt uitgevoerd door vrijwilligers. Denk bijvoorbeeld aan het tellen van vlinders, of het monitoren van plantensoorten.
Nederland is koploper burgerwetenschap. Volgens Leo Soldaat, onderzoeker bij het CBS en nauw betrokken bij allerlei projecten over natuurmonitoring, is Nederland “het best getelde land ter wereld. Vanuit het NEM (Netwerk Ecologische Monitoring) gaan er wel vijftienduizend mensen jaarlijks – soms zelfs maandelijks – het land in om alles wat er bloeit, kruipt en vliegt te tellen.” (zie ‘Interview met Leo Soldaat’)
Leo Soldaat is ook vrijwilliger bij Land van Ons en zit in het landelijk Team Biodiversiteit en Beheer. Hij is medeverantwoordelijk voor de monitoring op de Land-van-Ons-percelen. Land van Ons streeft ernaar om op alle percelen de biodiversiteit te monitoren, om te zien of en wanneer de aanpassingen aan het landschap effect hebben.
“Het bevorderen van biodiversiteit is onze core business, dus we willen ook kunnen aantonen dat dat gebeurt.”
Tellen, tellen, tellen
Wat wordt er zoal gemonitord bij Land van Ons? Leo: “We monitoren vogels, bestuivers, planten en regenwormen, om iets over de bodem te leren.”
Omdat iedereen moet kunnen monitoren – ook degenen die nog geen zweefvlieg van een bij kunnen onderscheiden – is de monitoring opgedeeld in verschillende niveaus, waarbij het basisniveau simpelweg het tellen is, zoals van bestuivers op een bepaalde route of van planten op akkers. Voor degenen die al wat meer kennis hebben, zijn er hogere niveaus.
Leo: “Om alles zo makkelijk mogelijk te maken, hebben we handleidingen en een instructievideo voor de vrijwilligers gemaakt. En we raden iedereen aan om de app ObsIdentify te gebruiken. Als je een foto maakt van een plant of beestje, kan die app behoorlijk accuraat identificeren wat voor soort het is.”
ObsIdentify is de app van Waarneming.nl, met één klik wordt je observatie daar rechtstreeks ingevoerd. Waarneming.nl is een platform voor burgerwetenschap en biodiversiteitsmonitoring. De invoeringen worden gecheckt door soortexperts die met slimme technologie werken om de gegevens voortdurend te valideren.
Leo Soldaat: “Alle Land-van-Ons-percelen staan op Waarneming.nl, dus als er iets wordt gespot op het perceel, door het perceelteam of door een willekeurige voorbijganger, kun je dat op Waarneming.nl terugzien. Al die waarnemingen komen weer terecht in de Nationale Database Flora en Fauna.”
Yay of nee?
Niet op alle percelen wordt even enthousiast geteld. Leo: “Sommige percelen monitoren alles op het hoogste niveau en bieden ook aan om andere percelen helpen. Maar er zijn ook vrijwilligers die om heel andere redenen vrijwilliger zijn bij Land van Ons, bijvoorbeeld omdat ze willen helpen met het planten van struweel en het inzaaien van akkerranden. Voor hen kan het monitoren voelen als een soort corvee.”
Dat ‘corveegevoel’ wil het Team Biodiversiteit en Beheer graag voorkomen. Leo: “Daarom gaan we op aanvraag percelen langs om uit te leggen waarom het zo belangrijk is dat er gemonitord wordt. Daarmee hopen we het enthousiasme aan te zwengelen. Het bevorderen van biodiversiteit is immers onze core business, dus we willen ook kunnen aantonen dat dat gebeurt. En dan is het niet handig als er van de helft van de percelen geen monitoringsdata bekend zijn. We stimuleren de perceelteams ook om contact te zoeken met lokale afdelingen van KNNV (Natuurvereniging voor veldbiologie), IVN (Natuureducatie), Sovon (Vogelonderzoek), de Vlinderstichting et cetera. Die hebben vaak al veel ervaring met monitoring.”
Wat ook kan motiveren is het benoemen van zogenaamde focussoorten: soorten waarnaar gestreefd wordt op een bepaald perceel. “Daar komt een stukje psychologie bij kijken. Stel, de beheerders van een perceel willen graag dat de patrijs terugkeert en doen daar ook erg hun best voor, dan zullen mensen gericht naar patrijzen gaan zoeken. En dan is het een enorme opsteker als die patrijs ook daadwerkelijk gevonden wordt.”
“Sommige vrijwilligers weten inmiddels zo veel van hun onderwerp, dat ze er meer verstand van hebben dan een bioloog.”
Vrijwilligers gaat het niet om geld
Leo Soldaat is een groot voorstander van burgerwetenschap. “Vrijwilligers zijn niet afhankelijk van geld, dus als er geen budget is, blijven ze toch doorgaan. Ze worden door iets anders gedreven. Ze genieten van wat ze doen en van het feit dat ze steeds meer zien en leren naarmate ze het langer doen.” Overigens melden vrijwilligers zich ook aan voor klussen omdat ze meer dan enkel een financiële bijdrage willen leveren aan Land van Ons.
Ook met de betrouwbaarheid van de gegevens zit het wel goed, vindt hij. “Als ik naar het Netwerk Ecologische Monitoring kijk: dat zijn vrijwilligers, maar ze monitoren volgens heel strak gestandaardiseerde protocollen, die heel getrouw worden uitgevoerd. Nou, dat is echt topwetenschap. Sommige vrijwilligers weten inmiddels zo veel van hun onderwerp, dat ze er meer verstand van hebben dan een bioloog.”
Een band met het landschap
Een voordeel van burgerwetenschap is, naast dat het veel belangrijke data oplevert, ook dat het de betrokkenheid van mensen bij het landschap vergroot. Leo Soldaat: “Dat merk ik zelf ook. Voor RAVON tel ik reptielen op het Dwingelderveld. Ik loop daar een route die regelmatig wordt begraasd, niet ideaal voor reptielen. Ik zie er telkens maar twee soorten en ook niet in hoge aantallen. Elke keer als ik daar loop, denk ik: misschien is dit niet de beste route, maar het is wel míjn route. Het is een soort psychologische band die je krijgt met het gebied waar je telt. Want terwijl ik daar loop te tellen, ben ik buiten. Ik hoor kraanvogels roepen. Ik zie de roodborsttapuiten zitten. Van de week vloog er een nachtzwaluw op, vlak voor mijn voeten. Dat is magisch.”
© Anne Havelaar
Foto’s Onneresch: Ingrid Schenk.
Vlinders tellen op de Holtesch
Guido Hoetz is vrijwilliger bij de Holtesch en was daarvoor ook al vlinderliefhebber. Nu telt hij vlinders, in samenwerking met de Vlinderstichting. Guido: “Vijf keer per jaar lopen we een vaste route over het perceel, van ongeveer een kilometer lang. In een strook van 5 meter breed en 5 meter hoog tel ik wat ik aan vlinders tegenkom, en dat noteer ik op een formulier van de Vlinderstichting. Ik loop de route samen met onze coördinator biodiversiteitsmonitoring, Pascal de Koning. Hij telt bijen en hommels. We vullen al onze gegevens ook in op een spreadsheet van Land van Ons. We hopen dat we op een gegeven moment ook een datadiagram van ons perceel krijgen. Dan zie je goed gevisualiseerd wat er geteld is en gaat biodiversiteit meer leven voor iedereen.”
Guido doet het nu voor het tweede jaar, dus het is lastig om al veranderingen als gevolg van veranderd beheer te zien. Guido: “Dat is sowieso lastig, omdat we maar een klein perceel zijn. De aanwezigheid van vlinders kan dus ook te maken hebben met de omgeving van ons perceel. Bovendien heb je stand- en trekvlinders. Als je bijvoorbeeld een atalanta ziet overvliegen, zegt dat eerder iets over de trek van die vlinder dan over ons perceel.”
Toch telde Guido al heel wat soorten. “Vorig jaar telde ik veertien soorten, en dit jaar kwam daar een vijftiende soort bij. Het zijn eigenlijk allemaal bekende vlinders, zoals de dagpauwoog en het bont zandoogje, maar er is ook een zeldzamere soort bij, de eikenpage. Oppervlakkig gezien is het een klein bruin vlindertje, maar bij een bepaalde lichtinval heeft het opeens een spectaculaire blauwe glans.”
Er zijn nog wel vlinders die Guido heel graag zou willen spotten: “Ten eerste de koninginnenpage. Die is natuurlijk iconisch, hij ziet er prachtig uit. En verder hoop ik op de kleine ijsvogelvlinder. Die is sowieso in opmars en we zouden zelf ook met het beheer kunnen zorgen voor een aantrekkelijke biotoop. Zijn waardplant is wilde kamperfoelie en die kunnen wij op ons perceel heel goed aanplanten.”
Guido hoopt dat een boerenland vol vlinders mensen aanspreekt. “Een aantrekkelijk landschap met bloeiende bermen en interessante beestjes die kruipen en vliegen, spreekt mensen aan, ook kinderen. Dat is veel leuker om naar te kijken dan die saaie biljartlakens. En dan realiseren mensen zich hopelijk dat we écht anders moeten gaan boeren.”
Burgerwetenschap is niet nieuw
Volgens Arnold van Vliet, bioloog aan Wageningen University & Research en medeopsteller van het rapport Citizen science voor natuur in Nederland (2017), is het fenomeen dat vrijwilligers betrokken zijn bij natuurwaarnemingen al honderden jaren oud. In dit artikel over burgerwetenschap zegt hij: ‘In 1846 waren er al mensen – vaak welgestelden – die de bloeitijd van sneeuwklokjes bijhielden. En de gebroeders Bos, van de Grote Bosatlas, hadden een groot Europees netwerk opgezet waarin men natuurwaarnemingen met elkaar uitwisselde.’ Het aantal mensen dat meedoet aan een vorm van citizen science is de laatste jaren erg toegenomen. In 2017 waren er zo’n drieënvijftigduizend tellers voor de Nationale Tuinvogeltelling, in 2023 waren dat er zo’n honderdveertigduizend!