We hebben als Land van Ons een drietal met elkaar samenhangende voorstellen gedaan om de stikstofproblematiek op een andere manier op te lossen. Die voorstellen verschillen op een paar punten van die van de overheid:
Wat waren die voorstellen?
We hebben onze deelnemers gevraagd te reageren en/of met andere en betere ideeën te komen. Die reacties zijn allemaal op MijnGrond opgenomen op de pagina Stikstof. Hieronder de uitwerking van voorstel 3: de 10%-maatregel.
De 10%-maatregel
Een van de wezenlijke kenmerken van vitale ecosystemen en een robuuste biodiversiteit is dat planten en dieren moeten kunnen migreren: zich moeten kunnen verplaatsen. Er zijn heel veel verschillende redenen waarom planten en dieren zich al dan niet tijdelijk willen verplaatsen naar een ander territorium (dieren) of groeilocatie (planten). Denk aan bijvoorbeeld veiligheid, voedselaanbod of veranderende omstandigheden in het eigen gebied.
Maar ons land ligt vol met barrières en die zijn we nog steeds aan het uitbouwen. Zo eisen windmolens jaarlijks de nodige slachtoffers onder vogels en plaatsen we (omdat verzekeringsmaatschappijen dat eisen) grote hekken rond zonnepaneelvelden. Zeker dat laatste zouden we makkelijk kunnen oplossen.
Ook in ons landbouwgebied kunnen we de situatie (ook met een gelijke stikstofuitstoot) drastisch verbeteren. Namelijk door een deel van de grond te bestemmen als grond voor landschapselementen (houtwallen, hagen, ruigtes rond perceelafscheidingen, sloten e.d.). In feite is dat het herstellen van wat de afgelopen decennia door ruilverkaveling, maar ook door boeren zelf, verloren is gegaan. De afgelopen 70 jaar is zo’n 300.000 km van dat soort elementen verdwenen. Een belangrijk deel van het leefgebied van vroeger algemeen voorkomende broedvogels, zoogdieren, insecten, amfibieën en reptielen is zo verloren gegaan. Denk bijvoorbeeld aan de patrijs en de ransuil, de hazelmuis, diverse soorten vleermuizen, de kamsalamander.
Het is dus niet verbazingwekkend dat het zo slecht gaat met onze biodiversiteit.
Maar ook niet-agrarische grondeigenaren kunnen en moeten hun bijdrage leveren. En ook daar is met zo’n 10%-maatregel nog veel winst te behalen. Een paar voorbeelden:
Maar veel winst is toch te behalen in het landbouwgebied. Daar is ook het meeste verdwenen. In de huidige situatie wordt het aan boeren c.q. grondeigenaren overgelaten om bijvoorbeeld een haag aan te planten of voor een jaar een akkerrand in te zaaien. In ons voorstel stappen we daarvan af. Een landschapselement wint enorm aan waarde als het zich kan door ontwikkelen: je legt het eenmalig aan en dan handhaaf je door:
Een landschapselement als een haag of houtwal hoeft slechts een beperkte breedte te hebben. Overweging kan zijn om een deel van het netwerk bewust robuuster uit te voeren, zodat binnen hetzelfde element ruimte ontstaat voor een apart wandel- of mountainbikepad. Zo heb je voor een haag maar een meter of twee nodig. Combineer je het met beheer door een externe partij en of een route waarop kan worden gerecreëerd, dan wordt de breedte van dat element bijvoorbeeld een meter of zes. Kan voor een boer ook voordelen hebben, omdat dan de 10% sneller wordt gerealiseerd.
Een voorbeeld hoe zo iets eruit kan zien, is in onderstaande visualisaties opgenomen. (Ze zijn op verzoek van Land van Ons gemaakt door Mariska Blankespoor.)
Huidig…………………………………………………………………………………..Nieuw
Wat levert het 10%-criterium ons op?
DE oplossing? Nee, een oplossing. Maar wel een die aantoonbaar een positief effect gaat hebben op landschap en biodiversiteit. Een oplossing die ook uitlegbaar en begrijpbaar is voor het gros van de bevolking.