Stikstof: uitwerking voorstel 3 over landschapselementen

juli 2022

We hebben als Land van Ons een drietal met elkaar samenhangende voorstellen gedaan om de stikstofproblematiek op een andere manier op te lossen. Die voorstellen verschillen op een paar punten van die van de overheid:

  • Wij richten ons niet alleen op boeren, maar ook op andere bedrijven en burgers. Dit vanuit de gedachte dat we allemaal verantwoordelijk zijn voor de impasse en dus ook met zijn allen de pijn van een verandering moeten dragen
  • We gaan niet uit van een gebiedsgewijze maar van een generieke aanpak. Ontegenzeggelijk grover, maar veel sneller en met minder discussie in te voeren.
  • We willen niet alleen resultaten op de langere termijn, maar ook resultaten die direct zichtbaar zijn.

Wat waren die voorstellen?

  1. Een heffing op niet-biologische producten, om zo een stimulans te geven aan de koop van biologische producten.
  2. Een landelijke norm die het aantal stuks vee per ha maximeert.
  3. En een 10%-maatregel, die inhoudt dat elke grondeigenaar in Nederland (dus ook bedrijven en particulieren) 10% van de grond moet inrichten met landschapselementen.

We hebben onze deelnemers gevraagd te reageren en/of met andere en betere ideeën te komen. Die reacties zijn allemaal op MijnGrond opgenomen op de pagina Stikstof. Hieronder de uitwerking van voorstel 3: de 10%-maatregel.

De 10%-maatregel

Een van de wezenlijke kenmerken van vitale ecosystemen en een robuuste biodiversiteit is dat planten en dieren moeten kunnen migreren: zich moeten kunnen verplaatsen. Er zijn heel veel verschillende redenen waarom planten en dieren zich al dan niet tijdelijk willen verplaatsen naar een ander territorium (dieren) of groeilocatie (planten). Denk aan bijvoorbeeld veiligheid, voedselaanbod of veranderende omstandigheden in het eigen gebied.

Maar ons land ligt vol met barrières en die zijn we nog steeds aan het uitbouwen. Zo eisen windmolens jaarlijks de nodige slachtoffers onder vogels en plaatsen we (omdat verzekeringsmaatschappijen dat eisen) grote hekken rond zonnepaneelvelden. Zeker dat laatste zouden we makkelijk kunnen oplossen.

Ook in ons landbouwgebied kunnen we de situatie (ook met een gelijke stikstofuitstoot) drastisch verbeteren. Namelijk door een deel van de grond te bestemmen als grond voor landschapselementen (houtwallen, hagen, ruigtes rond perceelafscheidingen, sloten e.d.). In feite is dat het herstellen van wat de afgelopen decennia door ruilverkaveling, maar ook door boeren zelf, verloren is gegaan. De afgelopen 70 jaar is zo’n 300.000 km van dat soort elementen verdwenen. Een belangrijk deel van het leefgebied van vroeger algemeen voorkomende broedvogels, zoogdieren, insecten, amfibieën en reptielen is zo verloren gegaan. Denk bijvoorbeeld aan de patrijs en de ransuil, de hazelmuis, diverse soorten vleermuizen, de kamsalamander.

Het is dus niet verbazingwekkend dat het zo slecht gaat met onze biodiversiteit.

Maar ook niet-agrarische grondeigenaren kunnen en moeten hun bijdrage leveren. En ook daar is met zo’n 10%-maatregel nog veel winst te behalen. Een paar voorbeelden:

  • Particulieren die paarden houden zouden kunnen nadenken over andere afscheidingen tussen of rond hun perceel of het raster bewust een meter naar binnen plaatsen, zodat buiten het raster een paardvrije ruimte ontstaat, waar gras kan doorgroeien of solitaire bomen kunnen worden geplant.
  • Bedrijven zouden het 10%-criterium kunnen invullen met groene daken en/of gevelgroen
  • Weg-eigenaren als gemeenten en provincies kunnen het maaibeleid extensiveren (scheelt ook kosten en veel ergernis bij weggebruikers die dankzij die machines vertraging oplopen; en ook dat is onnodige uitstoot)
  • Particulieren worden aangespoord eens goed na te denken over hun eigen stukje grond. Zo zorgen al die robotmaaiers voor onnodig biodiversiteitsverlies.

Maar veel winst is toch te behalen in het landbouwgebied. Daar is ook het meeste verdwenen. In de huidige situatie wordt het aan boeren c.q. grondeigenaren overgelaten om bijvoorbeeld een haag aan te planten of voor een jaar een akkerrand in te zaaien. In ons voorstel stappen we daarvan af. Een landschapselement wint enorm aan waarde als het zich kan door ontwikkelen: je legt het eenmalig aan en dan handhaaf je door:

  • in een overeenkomst met de grondeigenaar een kwalitatieve verplichting vast te leggen (waar een vergoeding voor de eigenaar tegenover staat). De eigenaar is dan verantwoordelijk voor een goed beheer. De kwalitatieve verplichting heeft een onbepaalde looptijd.
  • of de grond in eigendom over te nemen. In dat geval regelt de nieuwe eigenaar ook het beheer.

Een landschapselement als een haag of houtwal hoeft slechts een beperkte breedte te hebben. Overweging kan zijn om een deel van het netwerk bewust robuuster uit te voeren, zodat binnen hetzelfde element ruimte ontstaat voor een apart wandel- of mountainbikepad. Zo heb je voor een haag maar een meter of twee nodig. Combineer je het met beheer door een externe partij en of een route waarop kan worden gerecreëerd, dan wordt de breedte van dat element bijvoorbeeld een meter of zes. Kan voor een boer ook voordelen hebben, omdat dan de 10% sneller wordt gerealiseerd.

Een voorbeeld hoe zo iets eruit kan zien, is in onderstaande visualisaties opgenomen. (Ze zijn op verzoek van Land van Ons gemaakt door Mariska Blankespoor.)

Huidig……………………………………………………………………………………………………………..Nieuw

 

Wat levert het 10%-criterium ons op?

  • Bewustwording en actie bij elke grondeigenaar in Nederland.
  • Een geheel nieuwe groene infrastructuur, die we hard en hard nodig hebben.
  • Een infrastructuur die ook bijdraagt aan de bossenstrategie en de wens om meer natuur in Nederland te hebben.
  • Een infrastructuur die ons recreatienetwerk belangrijk uitbreidt, met als bijkomend voordeel dat onze andere recreatiegebieden minder belast zullen gaan worden.
  • Een kwalitatieve upgrading van ons hele land met nieuwe mogelijke verdienmodellen in allerlei sectoren.
  • Een substantiële bijdrage aan de klimaatopgave door koolstofvastlegging in struiken en bomen
  • Een aantrekkelijker landbouwgebied, met zo’n 100-150.000 ha aan nieuwe robuuste landschapselementen. (Maximaal resulteert het 10% criterium in 200.000 ha, maar een deel van de grondeigenaren voldoet nu al aan het criterium.) Bij een gemiddelde breedte van 3 meter betekent 100.000 ha het equivalent van ruim 300.000 kilometer nieuw landschapselement. Een keuze om het te combineren met een recreatieve functie van een deel van die landschapselementen vergroot dat getal nog (de gemiddelde breedte van het element neemt dan toe).

DE oplossing? Nee, een oplossing. Maar wel een die aantoonbaar een positief effect gaat hebben op landschap en biodiversiteit. Een oplossing die ook uitlegbaar en begrijpbaar is voor het gros van de bevolking.

Deel de post:
Facebook
LinkedIn
Twitter
Pinterest
WhatsApp

Gerelateerde berichten