De gangbare melkveehouderij in het veenweidegebied draagt bij aan bodemdaling, stikstof- en fosfaatproblemen en aan biodiversiteitsverlies. Verschillende oplossingen kunnen worden bedacht om deze problemen te verminderen. Daarbij zal rekening gehouden moeten worden met het levensonderhoud van de agrariër. Een mogelijke oplossing is de herintroductie van het vochtig hooiland als onderdeel van een heterogeen landbouwsysteem.
Vochtige hooilanden ontstonden vroeger vaak van nature op de nattere percelen, maar deze verdwenen met de intensivering van de landbouw. De draagkracht van de bodem is in vochtige hooiland vaak te laag om grazers toe te kunnen laten.
Zulke percelen werden daarom gebruikt voor het maken van hooi. Door hooien worden voedingsstoffen uit het gebied gehaald, en zonder bemesting komen deze voedingsstoffen niet terug in het systeem. Dankzij de resulterende voedselarme bodem, in combinatie met de unieke vochttoestand, krijgen meer zeldzame plantensoorten de kans tot ontwikkeling en ontstaat een hogere biodiversiteit dan in gangbare weilanden. Met de relatief voedselarme bodem zullen de stikstof- en fosfaatproblemen verminderen en dankzij verhoging van de grondwaterstand zal ook bodemdaling afnemen.
Op dit moment zijn de omstandigheden in het agrarisch landschap nog ongeschikt om een vochtig hooiland te creëren.
Om inzicht te krijgen in hoe de omstandigheden geschikt gemaakt kunnen worden voor typische hooiland-plantsoorten, heb ik onderzoek gedaan naar de huidige plantendiversiteit en onderliggende bodemeigenschappen in zowel gangbare weilanden (Vrouw Vennepolder & Boterhuispolder), als in een gebied dat al enigszins op een vochtig hooiland lijkt (Lakerpolder).
Hiermee kon uiteindelijk een verband worden gezocht tussen soortenrijkdom en de verschillende bodemeigenschappen. Daarnaast heb ik op verschillende locaties in dit gebied een zaai-experiment opgezet, om te kijken of er, met behulp van een paar simpele beheersmaatregelen, al nieuwe plantensoorten geïntroduceerd konden worden.
De resultaten van dit onderzoek laten zien dat er nog veel moet gebeuren voordat de typische hooilandsoorten zich zullen kunnen ontwikkelen in Land van Ons.
Uit de bodemanalyse blijkt dat vooral de fosfaattoestand problematisch is. Het zaai-experiment laat zien dat de geteste behandelingen onvoldoende effectief zijn om de nieuwe plantensoorten zich te laten ontwikkelen. Waarschijnlijk heeft de hoge grasdichtheid hierbij een rol gespeeld. Om het landschap geschikt te maken voor hooilandsoorten zal men deze factoren moeten bewerken.
Dit zou kunnen worden gerealiseerd door langdurig maaien of het afgraven van de toplaag van de bodem, maar uitgebreider onderzoek zal moeten uitwijzen wat daadwerkelijk de beste strategie zal zijn.
Fleur van Duin (MSc Biology – Biodiversity & Sustainability), 6-8-2021