‘s Morgens stonden wij, Fleur van Duin en Caroline van Kessel, twee masterstudenten Biologie van de Universiteit Leiden, midden in het veld in het landbouwgebied nabij Leiden dat in eigendom is van het Land van Ons. Met een guts van bijna onze eigen lengte, en zo’n 200 plastic zakjes, vielen we waarschijnlijk nogal op. Voorbijgangers keken verbaasd toen ze ons in het veld zagen in plaats van een kudde koeien, maar we zullen wel even uitleggen wat wij daar deden.
Eerder dit jaar hebben wij een onderzoek uitgedacht, als 6-maandse afstudeeropdracht voor onze studie. Hierbij hebben we allebei ons eigen onderwerp, maar de hoofdvraag is hetzelfde: hoe toveren we een kaal grasland om tot een biodivers en duurzaam landbouwsysteem met een gebruiksbestemming binnen de melkveehouderij? Binnen deze vraag nemen we twee verschillende, potentiële ecosystemen in beschouwing en zullen we onderzoeken hoe we deze kunnen creëren. Caroline zal zich richten op een transitie naar kruidachtig grasland, en Fleur zal haar onderzoek meer toespitsen op het vormen van vochtig hooiland.
Toveren zullen we het niet meer noemen, want na een grote hoeveelheid wetenschappelijke literatuur te hebben gelezen, weten we nu dat er een heel aantal stappen genomen moeten worden om de ecologische transitie naar een nieuw ecosysteem in gang te zetten. Door bijvoorbeeld het waterpeil aan te passen, of een ander maairegime aan te houden is het mogelijk het land te beïnvloeden. Wanneer je dit verkeerd aan zou pakken, eindig je met een, zeer ongewenst, pitrusveld. Echter, als je op het juiste moment aan de juiste knoppen draait kun je een gebied zo vervormen tot een ander ecosysteem, met de gewenste plantensoorten en een hogere biodiversiteit.
De processen die hieraan ten grondslag liggen beginnen in de bodem, waar bodemleven een belangrijke rol speelt in verschillende cycli. Het is daarom van belang om de bodem goed in kaart te brengen, en om die reden zijn wij aan de slag gegaan met die guts en de plastic zakjes. Deze maand gaan we (als het weer het toelaat) bijna 200 bodemmonsters nemen in 3 polders, waaronder de Vrouwe Vennepolder. Met een guts zullen we bijna een meter de grond in boren om een beetje grond naar boven te halen. Aan de hand hiervan bepalen we de diepte van verschillende grondlagen, zoals de kleiige toplaag, de verteerde veenlaag en het intacte veen. Verder nemen we van iedere laag een kleiner monster, waarvan later chemische eigenschappen kunnen worden geanalyseerd.
Met dit veldonderzoek brengen we de huidige staat van het agrarische ecosysteem in kaart, en op basis daarvan kunnen we voorspellen welk beheer moet worden toegepast om de transitie naar hoogbiodiverse landbouw op veen in gang te zetten.
Foto’s: Maarten Schrama en Peter van Duin