Zonder pinksterbloemen en look-zonder-look, geen oranjetipjes

Planten, dieren en micro-organismen ‘interacteren’: ze werken samen, ze werken elkaar tegen, ze negeren elkaar of ze eten elkaar op. Ik zie het ook in onze eigen tuin. Het is een kleine tuin aan het water en mijn vriend en ik proberen hem zo bloemrijk mogelijk te krijgen. Dat is een uitdaging, want door de bomen naast onze tuin valt er in de lente en zomer weinig zonlicht in. We hebben onder andere blauwe knoop, rode pimpernel, beemdkroon en pinksterbloem. De pinksterbloemen in onze tuin hebben niet veel nodig: een beetje zon en een vochtig grasveldje. Ze hebben mooie sierlijke stengels met bovenaan een tros lila bloempjes en zijn een feest om te zien.

In het vroege voorjaar is het wachten op de eerste oranjetipjes. Deze vlinders hebben een voorkeur voor de pinksterbloem en look-zonder-look als ‘waardplant’, dat is een plant waar een vlinder eitjes op afzet, omdat haar rupsen (delen van) die plant eten. Het oranjetipvrouwtje zet op elke pinksterbloem één eitje af, vlak onder de knop tegen de bloemsteel. Zodra de rups uit het eitje komt eet hij het zaad in de zogenaamde hauwtjes van de pinksterbloem. Dit zijn smalle, langwerpige zaaddozen. Elke pinksterbloem heeft net voldoende zaad om één rups te kunnen voeden. Als het zaad op is, eten ze de rest van de plant. En als ze andere eitjes of rupsen tegenkomen, eten ze die ook op. Zodra ze uitgegeten zijn, zoeken ze struiken, ruigten of bomen op om zich te verpoppen en als pop te overwinteren.

De metamorfose die in de pop plaatsvindt is een van de meest magische processen in de natuur. De rups kruipt uit zijn oude huid, waar een zachte bruine huid onder zit. De rups heeft geen ogen meer, geen ledematen, geen uitwendige opening om te ademen, op kleine gaatjes na. Binnen de pophuid lost de rups helemaal op, de cellen van de weefsels en organen sterven af, desintegreren en worden een soort soep. Wat rest zijn embryoachtige cellen, die zich beginnen te vermenigvuldigen en waar nieuwe organen en weefsels uit groeien. Als de tijd rijp is, barst de pophuid open waar ondertussen een andere huid onder is gegroeid, met ogen, een lange zuigsnuit om mee te drinken en prachtige vleugels.

Zodra er voldoende bloed in de aderen van de vleugels zijn gepompt, en de vleugels sterk zijn, gaat het oranjetipje op zoek naar nectar. De beschikbaarheid van waardplanten is essentieel voor het voortbestaan van het oranjetipje. Hoewel oranjetipjes ook terecht kunnen op nog een paar andere waardplanten, zijn pinksterbloem en look-zonder-look het meest in trek. Vooral vanwege toekomstig nageslacht. Uit onderzoek blijkt dat op deze waardplanten de meeste rupsen van het oranjetipje overleven en dat ze bovendien wat sneller groeien en wat groter zijn wanneer ze zich gaan verpoppen. En dan te bedenken van sommige vlinders afhankelijk zijn van één plantsoort, zonder die plant kunnen ze simpelweg niet overleven.

Helaas doet de pinksterbloem het niet meer zo goed in landbouwgebieden. Dat komt enerzijds door de zwaar bemeste grond, waar pinksterbloemen niet goed tegen kunnen, en anderzijds door het verkeerde maaitijdstip. Mei is de traditionele maaimaand, maar om pinksterbloemen te behouden, kan er beter na hun bloei- en vruchttijd gemaaid worden, en dat is na half juni. De laatste jaren wordt er zelfs in april met maaien begonnen en vindt er in juni al een derde maaibeurt plaats. Pinksterbloemen hebben dan geen kans. Dat is zeer spijtig.

Net als andere kruiden, bevorderen pinksterbloemen de soortenrijkdom van het land. Kruidenrijk grasland zorgt voor een veelzijdigere structuur in de bodem, die daardoor vitaler wordt. Plantenwortels penetreren de grond, waardoor er lucht in de bodem komt. Bovengronds trekken de kruiden insecten aan, zoals ook oranjetipjes, die op hun beurt weer zorgen voor de bestuiving van landbouwgewassen. Kortom, soorten hebben elkaar nodig om te kunnen overleven en wij hebben de soortenrijkdom nodig voor gezonde landbouw. En wat is er mooier dan een grasland vol pinksterbloemen en oranjetipjes?

Marijke Wempe

Marijke Wempe

Marijke werkt als freelance redacteur van non-fictieboeken en studeerde Media en Informatiemanagement in Amsterdam. Ze woont met man en kat in Groningen.

Portret: Koos Dijksterhuis

Deel de post:
Facebook
LinkedIn
Twitter
Pinterest
WhatsApp

Gerelateerde berichten