Op een warme dag lag ik in het gras te luisteren naar de BBC-podcast 13 Minutes to the Moon, over de mensen die de ruimtevlucht van Apollo 11 mogelijk maakten. Een beter verhaal over wat mensen kunnen bereiken als ze met elkaar samenwerken is er bijna niet. Maar toen werd ik afgeleid door een mier die over mijn arm liep en een groot gewicht meetorste. Zeker, mensen kunnen de wereld transformeren, maar niet zonder het werk van 20 biljard mieren wereldwijd (een schatting van een wetenschappelijke studie uit 2022, waarschijnlijk is het aantal nog hoger). Voor iedere mens op aarde zijn er 2,5 miljoen mieren.
Omdat ik meer over deze mieren wilden weten, las ik het werk van Edward O. Wilson, een vermaarde mierenexpert. Hij overleed in 2021 op 92-jarige leeftijd. Hij ontdekte en beschreef vierhonderd nieuwe mierensoorten en was met zijn gedetailleerde analyses van mieren(volken) een van de coryfeeën van de evolutionaire biologie. Zijn onderzoek naar systematiek, ecologie en gedrag van mieren resulteerde in het boek The Ants, dat bekroond werd met de Pulitzerprijs. Dankzij zijn onderzoek weten we zoveel meer over mieren.
Mieren zijn een cruciaal onderdeel van de natuur: per hectare verplaatsen mieren tot wel 13 ton grond per jaar! Ze brengen lucht in de bodem, verspreiden plantenzaden, breken organisch materiaal af, creëren leefruimte voor andere dieren en vormen een belangrijke schakel in de voedselketen – ze worden zelf gegeten door onder andere spechten, mussen, spreeuwen, winterkoninkjes. En zoals ik zelf kon aanschouwen op mijn arm: als individu zijn ze beresterk. Ze kunnen tot wel vijftig keer hun eigen lichaamsgewicht dragen, dankzij hun sterke spieren en gestroomlijnde lichaamsbouw.
Als kolonie kunnen ze ingewikkelde ondergrondse nesten bouwen met verschillende kamers, gangen en niveaus, waarbij ze gebruikmaken van materialen zoals zand, plantenvezels en steentjes. Volgens Wilson leven er soms wel een miljoen mieren in deze holen. In Nederland bestaat een mierenvolk meestal uit duizenden en soms uit tienduizenden individuen, en rode bosmieren kunnen met honderdduizenden samenwonen. Ze kunnen grote afstanden afleggen om nieuwe nestlocaties te bereiken. En sommige mieren kunnen drijvende eilanden vormen om te ontsnappen aan overstromingen. De mieren hechten aan elkaar waardoor een drijvend oppervlakte ontstaan.
Een mierenvolk kent ingewikkelde sociale structuren en een uniek communicatiesysteem, waarin feromonen essentieel zijn. Feromonen zijn geurstoffen. Mieren laten ze via hun speeksel, urine of zweet vrij. Zo markeren ze paden naar voedselbronnen, zodat andere mieren efficiënt te werk kunnen gaan, geven ze waarschuwingssignalen af, bijvoorbeeld als een mier wordt aangevallen, coördineren ze groepsactiviteiten, zoals het verzorgen van larven, en reguleren ze de voortplanting.
De duizenden werksters in een volk hebben eigen verantwoordelijkheden. Sommige bouwen nesten, andere brengen uitsluitend nestmateriaal, weer andere herstellen het nest. Vele verzamelen voedsel, andere zorgen voor de mierenkroost, sommige melken bladluizen. Deze bladluizen worden door mieren verdedigd en soms verzorgd als melkvee.
In Nederland kennen we 70 soorten inheemse mieren, waarvan de meest voorkomende de knoopmieren (zoals de gewone steekmier) en schubmieren (zoals de bosmier) zijn. Ze verschillen in kleur en grootte. De koninginnen en mannetjes hebben vleugels, zodat ze ‘bruidsvluchten’ kunnen uitvoeren. Al vliegend gaan ze op zoek naar een partner en paren vervolgens in de lucht. Na de paring verliezen de koninginnen hun vleugels waarna ze een nieuwe kolonie stichten of worden opgenomen in een bestaand nest.
Sommige insecten zijn afhankelijk van mieren, zoals tijmblauwtjes, een prachtig blauw vlindertje. De vrouwtjes worden aangetrokken door tijm- en marjoleinplanten met veel carvacrol, een stof die planten aanmaken als hun wortels worden verstoord. Dat gebeurt onder andere door knoopmieren die er hun nest maken. Voor de vlinder is dat de reden dat ze haar eitjes op de waardplant afzet. De rupsen die uit de eitjes kruipen worden meegenomen door een werkster van de juiste knoopmierensoort, omdat de rupsen ruiken zoals een koninginnenlarve ruikt. De rupsen krijgen zo een veilige ondergrondse plek waar ze tijdens de overwintering flink in de watten worden gelegd. Als tegenprestatie leveren zij een goedje waar de mieren verzot op zijn.
Kortom, de wereld van mieren is een wereld op zich. Mijn tuin wordt er in alle opzichten rijker van.
Marijke Wempe
Marijke werkt als freelance redacteur van non-fictieboeken en studeerde Media en Informatiemanagement in Amsterdam. Ze woont met man en kat in Groningen.
Portret: Koos Dijksterhuis