Ooit was het platteland een oase van allerlei wilde planten, zogenoemde ‘oorspronkelijk inheemse’ planten (*). De weilanden zagen in de lente lila van pinksterbloemen en daarna geel van de boterbloemen. Maar door intensivering en schaalvergroting met monoculturen is nu ongeveer een derde van alle inheemse planten in Nederland bedreigd.
En dat is problematisch, want inheemse planten zijn een belangrijke schakel in het ecosysteem. Ze zijn van levensbelang voor insecten, die weer een lopend (of vliegend) buffet vormen voor vogels, egels, vleermuizen en amfibieën. Het toverwoord is verscheidenheid: hoe diverser en gevarieerder het ecosysteem, hoe veerkrachtiger.
Wildeplantendeskundige en -kweker Martin Stevens: ‘Inheemse planten worden omgeven door een hele hofhouding van soms wel duizend soorten insecten, schimmels en bodemdieren. Alle leden van die hofhouding hebben elkaar nodig en kunnen niet zonder elkaar.’
Zonder plantje geen beestje
Veel insecten zijn voor hun voortplanting afhankelijk van een specifieke inheemse plant. Als het plantje verdwijnt, verdwijnt het beestje dus ook.
Zo zet het icarusblauwtje, een vlindersoort, haar eitjes vooral af op rolklaver. Als de rupsen uitkomen, voeden ze zich met het blad. Rolklaver is de zogeheten waardplant – waard staat voor gastheer – van het icarusblauwtje. Waardplanten zijn bijna altijd inheems. (Zie het webinar ‘Meer biodiversiteit met wilde planten’ door Jojanneke Bijkerk op MijnGrond.)
Behalve waardplanten zijn er ook nectarplanten (waardplanten kunnen overigens ook nectarplanten zijn: win-win). Die leveren via nectar en stuifmeel voedsel aan de insecten. Sommige bestuivers, zoals honingbijen en hommels, zijn niet zo kieskeurig: ze vliegen op allerlei bloeiende bomen en planten, ook uitheemse. Maar veel wilde bijen zijn afhankelijk van één bepaald plantje. Soms kun je aan de naam van een wilde bij horen wat zijn plant is (kattenstaartbij, knautiabij), maar dat is niet altijd zo duidelijk. Zo blieft de lapse behangersbij louter wilgenroosjes en is de slobkousbij afhankelijk van de grote wederik.
Inheemse planten en landbouw 1: plaagbestrijding
Inheemse planten zijn belangrijk voor een gezonde landbouw omdat er insecten op afkomen die natuurlijke plaagbestrijders zijn. Maar alleen planten is niet genoeg, ook hier is variatie belangrijk.
Hoogleraar bodemfauna Matty Berg: ‘Het aantrekken van predatoren is niet zozeer aan een specifieke plant gebonden, maar meer aan de structuur en de samenstelling van de vegetatie. Je hebt verschillende hoogtes en vormen van beplanting nodig, bijvoorbeeld hagen met inheemse struiken als meidoorn en sleedoorn, waarin ze kunnen overwinteren, maar ook bloeiende akkerranden, waar hun prooien voedsel vinden. Predatoren als loopkevers en kortschildkevers komen af op die prooien – zoals wantsen, mijten en larven – en trekken van daar uit het veld in om de bladluizen op het gewas van de boer op te peuzelen.’
Andere plaagbestrijders, zoals sluipwespen, komen af op de nectar die bloeiende planten bieden. De wespjes leggen hun eitjes vervolgens in de eitjes of rupsen van hun gastheer die in het gewas leven, zoals de rupsen van koolwitjes die zich met koolplanten voeden.
Inheemse planten en landbouw 2: bestuiving
Oorspronkelijke inheemse planten zijn dus van groot belang voor het overleven van insecten en andersom geldt dat ook, want insecten bestuiven de planten, waardoor die zich weer kunnen voortplanten.
Dat is de tweede reden dat inheemse planten belangrijk zijn voor de landbouw: ze trekken wilde bestuivers aan, die vervolgens ook landbouwgewassen kunnen bestuiven. Een taak die ze efficiënter uitvoeren dan honingbijen.
Matty Berg: ‘Daarom is het goed om klaversoorten aan te planten. Die zijn heel aantrekkelijk voor wilde bijen en hommels. Bovendien heb je als boer ook nog het voordeel dat klaver stikstof uit de lucht vastlegt in de bodem, waar het als voedingsstof fungeert.’
Klaver is een vlinderbloemige, net als lupine, een gewas dat op verschillende Land van Ons-percelen wordt geteeld. Lupine heeft diepe bloemen en voor de bestuiving heb je dus langtongige hommels nodig, maar veel daarvan staan op de rode en lijst. Dat komt doordat de inheemse vlinderbloemigen waarvan ze afhankelijk zijn, zoals klavers en wikke, nauwelijks meer te vinden zijn in de gangbare landbouw. Ook daarom is het toepassen van die soorten zo belangrijk.
Inheemse planten en landbouw 3: bodemverbetering
Matty Berg: ‘Elke plant heeft afweerstoffen om vraat te voorkomen. Insecten hebben tijd nodig om zo te evolueren dat ze die stoffen kunnen eten zonder er last van te hebben. Inheemse planten, die hier al tienduizenden jaren groeien, kunnen ze dus prima eten, maar uitheemse vaak niet. Zo verteert het blad van de Amerikaanse eik (een exoot die hier 200 jaar is, red.) nauwelijks, omdat inheemse insecten het nog steeds niet willen eten.’
Inheemse planten leveren ook een betere strooisellaag op dan uitheemse soorten. Matty Berg: ‘Het afgestorven blad van klaver bevat bijvoorbeeld veel stikstof, daar zijn schimmels dol op en dat is weer voedsel voor springstaarten. Dat geldt ook voor bodemdieren als pissebedden en regenwormen. Die maken vervolgens de grond luchtiger met hun gangen en met hun poepjes bemesten ze de bodem.’
Plaagbestrijding, bestuiving, bodemverbetering: eigenlijk is het een wonder dat niet alle boeren de inheemse plant omarmen. Gelukkig doen de boeren van Land van Ons dit wel. En daarmee maken ze het boerenland ook nog eens heel veel fraaier.
Anne Havelaar
(*) Volgens een definitie van het Soortenregister hebben oorspronkelijke soorten op eigen kracht Nederland bereikt en zich minimaal 10 jaar achtereen voortgeplant.