De Onneresch: naar een gezonde bodem vol leven

Als voorbeeld van de Land van Ons-percelen waar bij aankoop ruimte was om het bodemleven en de bodemvruchtbaarheid te verbeteren, hebben we de Onneresch gekozen. Dit perceel, 25 ha groot, is sinds april 2021 in het bezit van Land van Ons, officieel sinds november van dat jaar, maar er zijn al ten tijde van het voorlopig koopcontract nulmetingen betreffende de toestand van de bodem gedaan. Bij aankoop bestond het perceel uitsluitend uit gangbaar weide-/hooiland, waar naast raaigras slechts enkele andere grassoorten groeiden. In mei 2021 werd al een eerste akker geploegd en met boekweit ingezaaid.

Hoe het was

De percelen van Land van Ons op de Onneresch kennen een grote variatie in bodemopbouw. Bij aanvang van verwerving van de gronden zijn verschillende grondboringen uitgevoerd. De wat hoger gelegen delen van de percelen (1 en 2; zie bijgaand kaartje) bestaan uit een podzolprofiel, met een dekzandbodem en daaronder keileem. Podzol, herkenbaar aan zijn grijze kleur, is ontstaan door een eeuwenlang proces van uitspoeling en inspoeling in leemarm dekzand, dat een gele tot lichtgrijze kleur heeft. Podzol is niet erg vruchtbaar.
Ongeveer midden op de es ligt Het Veentje (3), een ca. vier hectare groot laaggelegen gebiedje, met daarin een gave pingoruïne (*). Ooit is hier een laag dekzand van zo’n 30 tot 40 cm aangebracht om het geschikt te maken als weidegrond. Onder deze dekzandlaag bevindt zich een laag veraard veen en daaronder een onveraard veenpakket van zo’n vijf tot zes meter dik.
Ten gevolge van vele ingrijpende zandafgravingen tussen ca. 1920 en 1960, verdween een groot deel van de bestaande bouwvoor (de bovenste grondlaag, waarin gewassen wortelen) op de podzolgronden, die tot op de onderliggende keileemlaag (4, 5 en 6) werden afgegraven. Wat er nog aan bouwvoor over was, was ondiep en verdroogde dus snel. In het verleden is op de afgegraven bodem veengrond uit naburig gebied opgebracht. De dunne bouwvoor en de lage vruchtbaarheid maakten dit deel van de es uitsluitend geschikt als weidegrond, en het is dan ook tot 2021 als zodanig gebruikt.
Naast grondboringen is er in 2021 een bodemanalyse uitgevoerd door Eurofins en heeft Stichting In Goede Aarde het bodemvoedselweb geanalyseerd. Het voert hier te ver om nader in te gaan op deze ingewikkelde materie; geïnteresseerden kunnen de rapporten opvragen bij de perceelcoördinator.

Mogelijkheden en onmogelijkheden

Van de 25 ha op de Onneresch is ongeveer 13 ha niet of weinig geschikt voor akkerbouw, waarvan een kleine 4 ha in beslag wordt genomen door het al genoemde Veentje (zie de paragraaf ‘Het Veentje, een verhaal apart’ verderop). De percelen waarop de bouwvoor tot op het keileem is afgegraven, zijn eveneens minder geschikt voor akkerbouw: in tijden van droogte kan de dunne bouwvoor met een laag gehalte aan organische stof relatief weinig water vasthouden en in tijden van neerslag is hij snel verzadigd. Doordat de bouwvoor zo dun is, is hij ook vrij arm aan nutriënten die nodig zijn voor intensieve akkerbouwgewassen als aardappelen, bieten en maïs. Bovendien zorgt de keileemlaag ervoor dat water snel blijft staan, waardoor deze gedeelten in periodes van neerslag al snel niet goed begaanbaar zijn voor materieel. Deze percelen zijn echter wel geschikt voor kruidenrijk grasland. Desalniettemin wordt op een deel van de afgegraven esgronden geëxperimenteerd met de teelt van gewassen die minder eisen stellen aan de grond (zie hierna ‘Gewassen op de Onneresch’). Als dit experiment slaagt, wordt daarmee de opbrengst van gewassen voor menselijke, eventueel voor dierlijke, consumptie vergroot. Zo wordt op de hoger gelegen delen van de afgegraven esgronden triticale (een kruising van tarwe en rogge) geteeld. Dit gewas is, in tegenstelling tot gangbare akkergewassen, droogteresistent en wortelt redelijk diep, tot in de keileem, om daar nutriënten en, in droge periodes, vocht aan te kunnen onttrekken.

Bemesting

De pachter van de Onneresch, Berend Steenbergen, had al jarenlang een biologisch-dynamisch melkveebedrijf met een potstal. In de bedrijfsvoering worden noch pesticiden, noch kunst- of drijfmest gebruikt. De potstal levert, als het vee in het voorjaar weer naar buiten gaat, een prachtige hoeveelheid ruige stalmest op, die bestaat uit mest en stro. Het stro in de stal zuigt de meeste plas op, zodat deze niet, zoals bij drijfmest, vermengd wordt met de poep. Er is dan beduidend minder uitstoot van ammoniak dan wanneer poep en plas wel met elkaar vermengd worden. Als deze stalmest wordt uitgereden op het land, worden de regenwormen aan het werk gezet. Die trekken zelfs het wat grotere organische materiaal zoals stukjes stro de bodem in, waar het bodemleven er plantenvoeding van maakt. In de transitie naar een gezonde bodem vormt de ruige mest, met zijn hoge gehalte aan organische stoffen en rijkdom aan bacteriën en schimmels dus een belangrijke factor.
De kwaliteit van de bodem zal hierdoor echter niet onmiddellijk verbeteren. Grasland dat niet wordt geploegd en waarop drijfmest wordt uitgereden, vormt een behoorlijk rustige, stabiele omgeving voor veel bodemorganismen. De potstalmest is echter moeilijker verteerbaar en er ontstaat een heel ander voedselweb dan er voorheen was. De overgang verloopt geleidelijk en pas na twee tot vijf jaar is de verandering terug te vinden in de soortenverhoudingen van organismen in de bodem.
Waar akkers worden gecreëerd op grasland, zoals op de Onneresch gebeurt, is deze ingreep voor het bodemleven, met name in de bovenste 15 cm grond, nog veel groter dan op het grasland. De ‘veilige’ graslandomgeving wordt verstoord doordat de grasmat bij het ploegen wordt gescheurd, er volgens het principe van de vruchtwisseling ieder jaar een ander gewas wordt geteeld en de bemesting gebeurt met vaste mest en/of groenbemesters. De soortenverhoudingen van organismen worden dynamisch en wisselen doordat er steeds andere organische resten in de bodem terechtkomen. Dit is in principe binnen een jaar meetbaar, reden om binnenkort een tweede bodemvoedselwebanalyse te laten uitvoeren.
Op de akkers wordt nadat ze twee jaar lang gebruikt zijn om gewassen op te telen, een rustgewas ingezaaid, dat bijvoorbeeld kan bestaan uit een combinatie van gras-klaver, luzerne en Italiaans raaigras. Zo’n rustgewas, dat anderhalf à twee jaar blijft staan, dient op allerlei manieren de verbetering van de bodem: ’s winters zorgt het ervoor dat de bovenste laag grond niet uitdroogt, en de wortels van de diverse planten maken en houden de grond los en voorkomen bodemerosie. Als het rustgewas voor de laatste keer gemaaid wordt, voordat de akker weer ingezaaid wordt met een eetbaar gewas, worden de plantenresten ondergewerkt en vormen ze een groenbemester die uitstekend stikstof bindt en organische stof in de bodem brengt. Ook dit alles stimuleert het bodemleven en verbetert de bodemstructuur.

Uitrijden grove stalmest

Gewassen op de Onneresch

Boekweit was, naar goede Land van Ons-traditie, het eerste gewas dat na de aankoop op de es verbouwd werd. Daarna kwamen huttentut en triticale. Onze pachter gebruikt triticale als krachtvoer en besloot dit, in overleg met het perceelteam, zelf te gaan telen gezien de hoogte van de graanprijzen ten gevolge van de oorlog in Oekraïne. Zo stond er, op dat moment nog onverwacht, ook een graan op de es. Net als in het geval van boekweit en huttentut, levert triticale na de oogst zeer waardevolle resten op die, eenmaal ondergewerkt, hun nuttige werk voor het bodemleven doen.
In 2023 kwam er een akker met quinoa bij, voor 2024 worden bonen (Groningse Strogele) aan het bouwplan toegevoegd. Vlinderbloemigen, waartoe bonen behoren, zijn stikstofbinders bij uitstek en zullen op hun beurt bijdragen aan verbetering van het bodemleven. De akkers worden volgens het principe van vruchtwisseling bebouwd.
De tot nu toe verbouwde gewassen doen het goed. In 2023 waren ten gevolge van de weersomstandigheden (grote droogte gevolgd door extreem natte periodes) de opbrengsten echter niet naar verwachting. Daarnaast stond er in de akkers met quinoa en triticale erg veel ‘onkruid’.

Boekweit, grasland en triticale

Alles is zwaarder dan een paard

Er komt een zeker gevaar om de hoek kijken als een boer omschakelt van melkvee naar gemengd bedrijf. Hoe natuurlijk dat in feite ook is, en hoezeer daarmee ook een circulaire vorm van landbouw wordt bevorderd: akkerbouw maakt het gebruik van grote, zware machines noodzakelijk. Deze kunnen tot verdichting van de bodem leiden en daarmee bodemleven en -structuur een gevoelige klap toedienen. Gelukkig worden op de Onneresch geen machines en tractoren gebruikt van het kaliber dat we zien in documentaires over akkerbouw in Amerika of Oekraïne. In de praktijk wordt verdichting van de bodem zo veel mogelijk beperkt door het land enkel te bewerken als de bodem hiervoor voldoende draagkracht heeft. Zo worden de percelen bijvoorbeeld niet bewerkt na een periode met veel regenval.
Tijdens het eerste seminar over de Onneresch werd Berend Steenbergen over de zwaarte van zijn machines aan de tand gevoeld, waarop hij antwoordde: ‘Tja, wat moet ik daarvan zeggen. Alles is zwaarder dan een paard…’

Monitoring van bodemleven

Over dit onderwerp, eigenlijk de hamvraag voor het stuk dat over de bodemkwaliteit van een Land van Ons-perceel gaat, valt helaas nog weinig te zeggen. In algemene zin geldt dat Land van Ons zo’n jonge organisatie is dat er zeker nog geen spectaculaire resultaten zijn te verwachten van het op een goede manier omgaan met de bodem. Er zijn in de meeste gevallen tientallen jaren gangbare methodes toegepast, die de bodem ongezond, uitgeput en daardoor onvruchtbaar hebben gemaakt. Bijvoorbeeld, hoe meer kunstmest er was gebruikt, des te meer kunstmest was er nodig om gewassen goed te laten groeien. Om weer een goede bodemkwaliteit vol leven te krijgen is een lange adem nodig.
Op de Onneresch staat het monitoren van, onder andere, loopkevers als indicator van een gezonde bodem nog in de kinderschoenen. Er zijn in 2022 wel diverse tellingen van regenwormen gedaan. Het monitoringteam meldt daarover:
Er waren er bedroevend weinig, steeds maar enkele wormen, ver onder de aantallen (twintig of meer) die Jeroen Onrust (postdoctoraal onderzoeker RUG) noemde. Veel grijze, bijna geen rode. Het op naam brengen van de wormen was voor ons nog een stap te ver.
In 2023 is er niet geteld, op de hiervoor geplande momenten was het of te droog of te nat. We hopen deze monitoring in 2024 opnieuw op te zetten, en gaan deze uitbreiden naar de akkers, niet meer alleen op het grasland.
Tijdens het derde Onneresch-seminar, dat op 10 februari 2024 gehouden wordt, geeft Jeroen Onrust een presentatie over regenwormen en gaat hij met zijn toehoorders het veld in om deze nuttige beestjes te zoeken. Mogelijk, hopelijk!, blaast dat het monitoringteam nieuw leven in.

Het Veentje, een verhaal apart

In het verleden is dit gebiedje ontwaterd, en daardoor in contact gekomen met zuurstof. Daarbij komen broeikasgassen als CO2 en methaan vrij. Om dit tegen te gaan is er in januari 2023 een stuw geplaatst om het (regen)water vast te kunnen houden. Hierdoor is de grondwaterstand inmiddels verhoogd en staat er gedurende het merendeel van het jaar een laag water op het maaiveld van Het Veentje. Enerzijds maakt dat dit stukje es ongeschikt voor landbouwdoeleinden, anderzijds levert de, overigens gemakkelijk reversibele, maatregel voordelen op: het Veentje zorgt voor waterberging op de es; er wordt CO2 gebonden en de pingoruïne met haar rijke bodemarchief wordt geconserveerd.

Veenproefveldje Het Veentje

Op Het Veentje is een klein proefveldje gemaakt waarin veenmos uit de buurt is geplant om te kijken of dit gaat groeien. Blijkt dit het geval, dan wordt in principe het hele Veentje weer een levend veengebied, waar mogelijk cranberry’s geteeld kunnen worden.

Dorothée Wortelboer, januari 2024

Foto’s: Ingrid Schenk.

* Pingo’s zijn bolvormige heuvels die ontstonden in een ijstijd, wanneer als gevolg van het uitzetten van bevriezend grondwater een laag bevroren grond werd opgetild. Door het scheuren van de bovenlaag werd de ijslaag blootgesteld aan de zon, zodat een krater of meertje ontstond. Zo’n meertje, de pingoruïne, bleef bestaan als de aarde na de ijstijd weer opwarmde. De pingoruïnes  raakten in de loop der eeuwen gevuld met veen.

Deel de post:
Facebook
LinkedIn
Twitter
Pinterest
WhatsApp

Gerelateerde berichten