Inleiding
Wat doen onze gewassen op het land is bij nader inzien een te complexe vraag om afdoende te kunnen beantwoorden. Onze gewassen verschillen per perceel en per jaar en wat ze doen is afhankelijk van een enorm aantal plaatsgebonden, meer en minder subtiele omstandigheden. Wat ze doen op de markt lijkt wat gemakkelijker te beantwoorden, want wordt immers door vraag en aanbod bepaald. Maar daar fietsen andere factoren doorheen, zoals idealistische overwegingen bij consumenten en het vermogen van Land van Ons om hen te bereiken en te motiveren.
De belangrijkste kwestie waar we meer inzicht in willen krijgen is het spanningsveld – conflict zo men wil – tussen het doel van Land van Ons om de biodiversiteit te bevorderen en de noodzaak om dit te doen op een wijze die economisch haalbaar is. Daarvoor moeten we dus de zojuist genoemde complexiteit van de functie van gewassen met de al bijna even ongrijpbare economie van de biologische landbouw in coöperatieverband confronteren. Dat kan dan ook slechts onder het nodige voorbehoud.
We beginnen met de gewaskeuze in de akkerbouw, waar zich al snel de tuinbouw bijvoegt en kijken dan kort wat verder om ons heen naar de veeteelt en de landschapselementen.
Boven dit alles hangt een grote accolade, namelijk die van de biologische landbouw en de praktijken die Land van Ons verbiedt: chemische gewasbescherming of plantenverdelging, kunstmest, injecteren van drijfmest en een intensief maaibeleid. In het vervolg gaat het veel over het ‘wat’ (teeltkeus), maar het ‘hoe’ van de biologische teelt is daarmee onverbrekelijk verbonden.
Akkergewassen
Wie onze twintig percelen overziet, ziet vijf gemengde of akkerbouwbedrijven (Holtesch, Empe, Onneresch, Bakkeveen en de Biesterhof) die nagenoeg alle gewassen telen die via Land van Ons aan de man worden gebracht. Van vijf andere percelen bedrijven er vier uitsluitend of overwegend veeteelt (Triemen, Zwagermieden, Noordbeemster, Lettele) en is er één geval apart. Dat is Oud Ade waar onder zware wetenschappelijke begeleiding oplossingen worden gezocht voor de problemen van veenweidegebieden; we komen daar dadelijk op terug.
Tien andere percelen (zie het overzicht in de Landscoop fan februari 2024) zijn nog te kort in bezit van Land van Ons om een ‘commerciële’ output te leveren. Het omzetten van traditionele, doorgaans uitputtende landbouw, naar biologische, vereist enkele jaren. Van deze tien jongste percelen is Halsteren met wat minder dan twee jaar het langst in ons bezit. Hooghalen (Holtesch), het eerst aangekochte perceel, is volgende maand vier jaar eigendom van de coöperatie, Millingen (de Biesterhof) twee jaar zodat het een wonder mag heten dat er al zoveel verkoopbare producten beschikbaar komen.
Voordat we nader ingaan op de tien meest courante akkergewassen van Land van Ons, nog een enkel woord over Oud Ade dat geen enkel van die gewassen verbouwt. Daar wordt onder andere met ‘natte’ teelten, zoals rijst en cranberries geëxperimenteerd en ook met waterplanten zoals krabbescheer en lisdodde.
Wisselteelt en gewassen met speciale kwaliteiten
Land van Ons is opgericht om het landschap en vooral de biodiversiteit te redden. Tegelijk moet de boer aan zijn productie voldoende geld verdienen om tenminste te kunnen overleven. Staan beide op gespannen voet met elkaar? Met andere woorden: verbouwen wij op onze percelen gewassen die afbreuk doen aan de biodiversiteit omwille van hun marktwaarde?
Laten we ons beperken tot producten en hun grondstoffen die via onze Korte Keten aan de man worden gebracht, hetzij direct via de webshop, hetzij door verkoop aan Boeren & Buren, via markten en nog enkele outlets. Dat is het overgrote deel van onze afzet. (Zie het interview met Bas van Goor.)
De tien gewassen die op de meeste Land van Ons-percelen worden verbouwd* zijn luzerne, lupine, bonen, huttentut, boekweit, spelt, baktarwe, rogge, gerst en haver. De volgorde van deze gewassen is niet willekeurig. De eerste drie zijn zogenoemde vlinderbloemigen (ook wel leguminosen), de laatste vijf zijn granen, huttentut behoort tot de brassica familie (net als allerlei kolen, chinese, boeren-, en witte kool), boekweit tenslotte is van de duizendknoopfamilie. En alle tien zijn zogenoemde rustgewassen.
Daarbij is het goed om te weten dat het belang van een gewas alleen goed kan worden begrepen als onderdeel van wisselteelt, ook wel vruchtwisseling genoemd. Als we zeggen dat op een bepaald perceel een bepaald gewas wordt verbouwd dan bedoelen we ‘nu of in de afgelopen en/of toekomstige paar jaar.’ Wisselbouw is nodig om bodemziekten te voorkomen: als een bepaald gewas een poos weg is van het land, verdwijnen ook de ziekmakende insecten, schimmels e.d. die voor hun bestaan van dat gewas afhankelijk zijn.
Voorts wordt door wisselteelt de bodemvruchtbaarheid en de bodemstructuur verbeterd. De vruchtbaarheid wordt verhoogd door toevoeging van bepaalde elementen, waaronder stikstof dat bij uitstek door vlinderbloemigen uit de atmosfeer wordt opgenomen en opgeslagen in de wortelknolletjes. De bodemstructuur is gediend met gewassen die de bodem poreus maken en gunstige symbiosen aangaan met bacteriën en schimmels. Rustgewassen geven de bodem de gelegenheid om weer op krachten te komen en tekorten aan te vullen omdat ze kunnen volstaan met lichtere bodembewerking en bovengronds worden geoogst. Oogstresten kunnen dienen voor wintergasten en voegen, ondergewerkt, organische stof aan de bodem toe die als voedsel dient voor het bodemleven.
Veel van deze gewassen verbeteren de biodiversiteit ook doordat ze insecten aantrekken die de bestuiving bevorderen en vogels en andere dieren aantrekken. Dat zijn vlinderbloemigen, maar zeker ook boekweit dat onder andere zo populair is door zijn uitbundige en langdurige bloei.
Wat hier in het algemeen wordt gezegd is eigenlijk zeer specifiek, per gewas, afhankelijk van plaats (omringende gewassen, grondsoort en kwaliteit) en tijd in het seizoen en in de wisselreeks. Zo heeft huttentut een fijnmazig wortelstelsel dat fosfaat vrij kan maken dankzij interactie met fungi. De vlinderbloemigen hebben weer vooral een goede symbiose met diverse bacteriën. Een heel ander voordeel van de vlinderbloemigen dat ook mee kan spelen in de teeltkeuze is dat ze een belangrijke rol in de eiwittransitie kunnen spelen. Doordat ze veel stikstof binden, produceren ze hoogwaardige plantaardige eiwitten.
Biodiversiteit tegenover commercie?
We zien dus dat de gewassen die op de meeste Land van Ons-percelen worden verbouwd de bodem verrijken, ziekten op afstand houden en op diverse manieren een grote bijdrage leveren aan bodem en biodiversiteit.
Welke akkergewassen betrekt de Korte Keten van de vier boeren die door de webwinkel ‘onze boeren’ worden genoemd? Dat zijn er zes van de tien: bonen, huttentut, boekweit, spelt, rogge en haver. Een vlinderbloemige (bonen) en vijf rustgewassen, waarvan drie granen. Op dit punt hoeft het belang van de biodiversiteit dus geen enkele concessie aan dat van de commercie te doen. So far so good.
Maar hier is meer over te zeggen, want deze gewassen hebben over het algemeen een lagere opbrengst dan andere waar de boer ook voor had kunnen kiezen. De pachters van Land van Ons werken, binnen de kaders van de coöperatie, voor eigen rekening en risico en zijn dan ook niet verplicht via de Korte Keten te verkopen. Voor zover zij de hiervoor genoemde gewassen verbouwen, kan dat diverse redenen hebben. Daaronder is dat Land van Ons een lagere pacht rekent dan in de markt gebruikelijk is om het telen van deze gewassen mogelijk te maken. Een andere reden is dat de reclame van de Korte Keten en andere uitingen van Land van Ons ervoor zorgen dat men bereid is er een hogere prijs voor te betalen. En dat laatste wordt zeker geholpen door idealistische overwegingen van Land van Ons-deelnemers en andere afnemers. En ook idealisme van de boer en zorg voor zijn land, dat immers wel vaart bij deze gewassen, speelt zeker mee.
Korte Keten versus tuinbouw
Aardappelen, uien, suikerbieten en tuinbouwproducten zoals spinazie, sla, taugé, rode bieten, broccoli, prei, paprika, sperziebonen, of witlof leveren veel meer op dan de zojuist genoemde gewassen. Deze worden op veel gemengde en akkerbouwbedrijven van Land van Ons geteeld, maar worden niet door de Korte Keten of anderszins door Land van Ons aan de man gebracht. Veelal is er een groep van enkele tientallen of meer belangstellenden uit de omgeving of van een nabije stad die geregeld direct producten afnemen. Er zijn ook andere vormen van verkoop door een perceel. Het kan om dezelfde gewassen gaan als waarvan ook de producten van de Korte Keten worden gemaakt, maar hier gaat het over aardappels, uien en de tuinbouwgewassen waarover we het nog niet hebben gehad.
Tuinbouw wordt gedefinieerd door de schaal die meestal maar niet altijd stukken kleiner is dan die van de hiervoor genoemde gewassen en ook minder menskracht vereist. Peentjes worden om rendabel te zijn bijvoorbeeld vaak op een groter areaal verbouwd.
Hoewel gewassen als de zeer lucratieve aardappelen of suikerbieten geen ‘slechte’ gewassen zijn kleven er, net als aan veel andere tuinbouwgewassen duidelijke nadelen aan. In tegenstelling tot de wisselgewassen, hebben ze veel mest nodig en moeten ze uit de grond komen. Zodoende wordt de bodem verstoord. Belangrijker is wellicht dat er zelden of nooit kringlooplandbouw mogelijk is: de nutriënten verdwijnen bijna altijd, want worden door de consumenten verorberd of weggegooid en komen zo onder andere in het riool terecht.
Hier valt, met andere woorden wel een spanningsveld te constateren tussen weinig inkomsten en veel biodiversiteit tegenover veel inkomsten en minder biodiversiteit. De boer zal hier, binnen het kader van het beheerplan een evenwicht moeten vinden dat per saldo de biodiversiteit verbetert, want dat is een eis van Land van Ons.
Andere producten van de natuur in beheer bij Land van Ons
Omdat het hiervoor over akker- en tuinbouw ging, hebben we de vier wat oudere veeteeltbedrijven Triemen, Zwagermieden, Noordbeemster en Lettele buiten deze beschouwing gelaten. Daar wordt veevoer geteeld of men heeft plannen daartoe. We hoeven niet te vrezen dat dit veevoer schadelijk is voor de biodiversiteit. Het is alles kruidenrijk grasland wat de klok slaat, een zeer krachtige bodemverbeteraar. Daarnaast krijgt vee vooral eerdergenoemde gewassen als luzerne, veldbonen.
Tot slot de gemakkelijk te beantwoorden vraag of er landschapselementen zijn die ten koste gaan van de biodiversiteit. (Zie het stuk hierover.) Het antwoord is nee omdat ze opzettelijk worden geplant, aangelegd of gegraven ten behoeve van de biodiversiteit. Wat er voor menselijk gebruik uit te halen valt, zoals hazel- en walnoten voor mueslikoeken, is doorgaans bijvangst.
Landschapselementen leveren bovendien een directe bijdrage aan de bedrijfsvoering. In heggen, hagen, bosjes en dergelijke gedijen de natuurlijke vijanden van allerlei ongedierte dat even verderop de oogst bedreigt.
Sommige landschapselementen worden echter wel degelijk aangelegd met het oog op exploitatie, net zoals voedselbossen. Maar daar komt juist des te meer opbrengst uit naarmate de natuur meer haar eigen gang kan gaan en loopt de biodiversiteit misschien nog het minste gevaar.
Flip Schrameijer
* De tien meest courante gewassen, zijn de gewassen die op meer dan één perceel worden geteeld, op basis van de informatie uit de perceelpagina’s op deze website, aangevuld met persoonlijke kennis van enkele insiders. Bonen en veldbonen zijn samengenomen.