Het Akkerboek
bespreking

‘Akkerkruiden vormen het ultieme snijvlak tussen landbouw en natuur.’ En: ‘Door gebruik van kunstmest, pesticiden en intensivering van het landgebruik prijkt een groot deel van de planten en dieren van agrarische landschappen nu op nationale en internationale Rode Lijsten’.

Deze citaten uit het voorwoord van de directeuren van Natuurmonumenten en het Louis Bolk Instituut geven zowel de essentie als de urgentie van dit boek aan.

Het Akkerboek is een handleiding voor meer natuur in onze akkers, waarin vijf auteurs onder leiding van Peter Verbeek van het Nijmeegse Natuurbalans hun ervaringen hebben opgeschreven. De auteurs, afkomstig van van organisaties als Louis Bolk Instituut (LBI) en Natuurbalans/Limes Divergens, Natuurmonumenten, Eichhorn College en B-Ware, begonnen zich tien jaar geleden te verdiepen in de akkerflora. Basis voor het boek zijn kennis, ervaringen, discussies en experimenten in het veld met kruidenrijke akkers, van boeren, boswachters, wetenschappers en natuurbeheerders. Volgens de auteurs zijn kernwoorden voor succesvol beheer: vakmanschap, voedingstoestand van de bodem, bemesting, vegetatieve kennis, variƫteit aan akkertypen.

Het boek bestaat uit twee delen.

Deel 1 bespreekt in logische stappen het beheer van akkers. Deel 2 beschrijft 95 akkerkruiden, met afbeeldingen. Eerst de kruiden die in de periode tussen 1800 en 1950 in akkers te vinden waren en daarna bedreigde en karakteristieke akkerkruiden.

Hoofdstuk 1 van deel 1 analyseert de dreigende verdwijning van akkerkruiden en waarom deze verdwijnen of zijn verdwenen; vervolgens wat dit voor het veranderende landschap betekent. Lerend van nog bestaande florarijke akkers schetsen de auteurs de route naar een nieuwe natuurinclusieve landbouw.

Hoofdstuk 2 begint met een bespreking van de wilde akkerflora van Nederland in een aantal ecologische groepen, aan de hand van kenmerken waarop de planten zich hebben aangepast aan het beheer en het klimaat op de akker.

Zo groeien akkerplanten met dezelfde aanpassingen of ecologische eigenschappen vaak bij elkaar, maar weer niet bij andere akkerplanten. Vandaar dat voor het behoud van wilde akkerflora het zaak is kruidenakkers verschillend te beheren, afgestemd op specifieke grondsoorten.

Daarnaast hebben akkerplanten verschillende strategieƫn om zich voort te planten en te verspreiden, waarbij het onderscheid tussen eenjarigen en meerjarige, overblijvende soorten het belangrijkste is.

Tevens is er het drieledige onderscheid tussen allereerst zaden die met het cultuurgewas worden meegeoogst, ten tweede die met relatief kortlevende, minder ‘kiemdriftige’ en vaak grote zaden die gedijen met niet-kerende grondbewerking en ten derde ‘stoppelplanten’, veelal eenjarige, in het voorjaar kiemende, laagblijvende akkerplanten.

Dit onderscheid in akkerkruiden brengt de auteurs tot een typologie van zes typen akkers op basis van verschillen in bodemsoort en toediening van mest, te beginnen met type 0, monoculturen zonder akkerkruiden, tot type 5, schrale akkers met een breed scala van ook zeldzame akkerkruiden. Drie ervan typeren de auteurs als kruidenakkers, waarop kenmerkende zeldzame akkerplanten voorkomen: de kleurrijke, soortenrijke en schrale kruidenakkers, waarbinnen weer een onderscheid kan worden gemaakt in wintergraan- en zomergraanakkers.

Hieronder alle typen op een rijtje.

Type 0

De productie-akker zonder kruiden, dus intensief, grootschalig bewerkte, bespoten standaardakkers met alleen het gewas en verder kale grond, zonder ondergroei en geen ruimte voor wilde planten.

 

Type 1

De productie-akker, biologisch bewerkte, onbespoten akkers met mechanische onkruidbestrijding door schoffelen en eggen met enige kruiden in het gewas door het licht dat er valt tussen het cultuurgewas, bijvoorbeeld granen.

Type 2

De Landschappelijke akker, passend bij extensief bewerkte, vaak biologisch(-dynamisch) door ‘getemperd landgebruik’ die ruimte schept voor grrote akkerkruiden.

Type 3

Kleurrijke kruidenakker met een balans tussen gewasopbrengst en kruidenrijkdom, aangepast aan de historie van het landschap, met bijvoorbeeld geen mais, maar wel graan en met gematigde bemesting, dat ruimte geeft aan meer zeldzame akkerplanten.

Type 4

Soortenrijke kruidenakker, met nog lagere bemesting dan het vorige type, met nog meer ruimte voor soortenrijke en zeldzame akkerkruiden, met weliswaar lagere opbrengst doordat het gewas ‘ijler’ is, meer ruimte heeft.

Type 5

Schrale kruidenakker met nog minder bemesting, alleen incidenteel met plaggen, groencompost of ruwe stalmest.

Dit type akker varieert van vrij soortenarm op zure grond tot juist heel soortenrijk op veelal basische bodems. Zulke schraalakkers zijn mogelijk bij fosfaatarme of fosfaatloze bodems, zoals bij oude akkergronden waarop nooit intensief is geboerd.

De overige vijf hoofdstukken van deel 1 behandelen alle stappen in het beheer, met hoofdstuk 3 over het stellen van doelen van grof naar fijn, hoofdstuk 4 over de randvoorwaarden voor geslaagd akkerbeheer en over de analyse van het akkerperceel, het uitgebreide hoofdstuk 5 met de titel ‘Aan de slag’ met paragrafen over herstel van akkers door herintroductie van soorten, en vervolgens over vruchtwisseling, graan- en raskeuze, al dan niet ploegen, bemesting en bekalking, het tijdstip resp. de dichtheid van zaaien, bestrijding van onkruid, oogst en stoppelbewerking en nateelt.

Hoofdstuk 6 behandelt de oplossing van problemen, zoals verdichting, wortelonkruiden, bepaalde probleemsoorten en overschot van fosfaten. Hoofdstuk 7 gaat over de fauna van akkers, die de auteurs betitelen als de sleutel voor ruimtelijk variatie, met speciale aandacht voor akkervogels en insecten.

Tussen deze hoofdstukken door zijn er vier praktijkvoorbeelden als veldinspiratie: Buijtenland van Rhoon, Bergherbos, Velhorst en Huppel.

Dit boek ontsluit een schat aan deels ook nieuwe informatie over het herstel van akkerflora in Nederland: van 95 akkerplanten brengt Het Akkerboek met beschrijvingen en foto’s alle ontwikkelingsstadia, van kiemplant tot plant met zaden in beeld.

Er zullen deskundigen en andere lezers zijn die geloven dat ons platteland voor verbetering van biodiversiteit, bodem en landschap andere kennis en ervaring nodig heeft dan het soort investeringen in ons cultuurlandschap als Het Akkerboek bepleit. Die zullen bijvoorbeeld gaan voor meer natuur of voedselbossen.

Mij lijkt het mooie van Het Akkerboek dat veel inzichten en ervaringen ook voor hen waardevolle inzichten zullen geven. Het Akkerboek is zonder twijfel een waardevolle bron, handboek en naslagwerk voor akkerbouwers en iedereen die meer wil weten over akkerflora.

Ted van Hees
6 oktober 2021

Image

Peter Verbeek, Udo Prins, Robert Ketelaar, Karl Eichhorn, Emiel Brouwer. Het Akkerboek, Ontwikkeling en beheer van kruidenrijke akkers. KNNV Uitgeverij, Zeist, 2021, 285 p. ISBN 978 90 5011 759 3.