De koning van de bodem

Enige tijd geleden was ik mee op een excursie op het Friese platteland. Ik kreeg het verschil te zien tussen intensieve en extensieve landbouwgrond. Een van de rondleiders was bioloog Jeroen Onrust, een enthousiaste jongeman die voor de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek deed naar de wisselwerking tussen wormen, boeren en weidevogels. Tijdens zijn onderzoek lag hij regelmatig met zijn buik op een plat karretje om wormen te tellen, in het donker, want dan komen wormen naar boven, en zorgde daarmee voor nogal wat bekijks.

Tijdens die excursie kreeg ik te horen dat regenwormen een cruciale rol vervullen voor de bodemvruchtbaarheid. Regenwormen nemen grond in, breken organisch materiaal af en poepen voedingsstoffen uit. De gangenstelsels die ze vormen laten lucht toe in de bodem, houden regenwater vast en bieden schuilplekken aan bijen, duizendpoten en keverlarven. Ook planten profiteren van de gangenstelsels. Hun wortels kunnen zich daarin beter vertakken en zo meer voedingsstoffen opnemen en ze kunnen dieper in de ondergrond doordringen waardoor ze minder last van droogte hebben. Op deze planten komen vervolgens weer insecten af en zo neemt de soortenrijkdom zowel ondergronds als bovengronds toe, en daarmee het voedselaanbod voor lijsters, spreeuwen, grutto’s, kieviten, steenuilen, spitsmuizen en egels.

Wat ook interessant is, is dat het grootste voordeel van wormen niet wordt bereikt met de hoogst mogelijke aantallen, maar met een diverse wormenpopulatie. Wereldwijd zijn er 670 soorten regenwormen, waarvan er 25 in Nederland voorkomen (en ik maar denken dat er één soort is). Drie soorten spelen een belangrijke rol bij het bodemleven: strooiseleters grazen de oppervlakte af en voeden zich met dood organisch materiaal; grondeters verbeteren de doorwortelbaarheid van de bodem en daarmee de mogelijkheid voor planten om voedingsstoffen op te nemen; en diepgravers graven hun gangen recht naar beneden, waardoor regenwater naar de diepte wordt afgevoerd en mineralen omhoog worden gebracht. Vooral samen zorgen ze dus voor een beter bodemleven.

Strooiseleters zijn ook een belangrijke voedselbron voor weidevogels zoals scholeksters, kieviten, grutto’s en tureluurs. Zolang de bodem vochtig blijft, blijven de wormen actief en zijn ze gemakkelijk uit de bodem te pikken. Daarom zijn er boeren die investeren in een plas-dras. Ze zetten een stukje grasland (tijdelijk) onder water om betere leefomstandigheden te creëren voor wormen en weidevogels. Zodra de bodem uitdroogt, gaan de wormen de diepte in en komen ze niet meer aan de oppervlakte. Bovendien wordt een droge bodem zo hard dat een grutto er niet meer met zijn snavel door kan prikken.

Het zal niet verbazen dat ploegen een desastreus gevolg heeft op wormenpopulaties. ‘Hun leven wordt letterlijk omgekeerd,’ zegt Onrust in een aflevering van Zembla, ‘hun gangenstelsels worden verwoest en veel wormen worden doormidden gehakt.’ En dat terwijl alle regenwormen van Nederland ongeveer net zo hard door de bodem ploegen als alle boeren bij elkaar! ‘Ook met drijfmest kunnen wormen niet zo veel,’ zegt Onrust. ‘Wat ze nodig hebben is ruige stalmest, met daarin uitwerpselen en stro, maar dat is zeldzaam geworden. Ze moeten echt het grove organische materiaal zoals strootjes en blaadjes hebben.’

Zonder regenwormen zou het leven op aarde er heel anders uitzien. Sinds ik dit weet, koester ik elke regenworm.

Marijke Wempe

Marijke Wempe

Marijke werkt als freelance redacteur van non-fictieboeken en studeerde Media en Informatiemanagement in Amsterdam. Ze woont met man en kat in Groningen.

Portret: Koos Dijksterhuis

Deel de post:
Facebook
LinkedIn
Twitter
Pinterest
WhatsApp

Gerelateerde berichten