Alleen grote gebieden met reservaat en boerland keren het tij
Hoe gaat het met de boerenlandvogels in Nederland en wat kunnen we op onze percelen doen om de omvang en diversiteit ervan te vergroten? Dat vroegen we aan Sovon. Deze vereniging berichtte al snel terug dat het niet goed gaat met de vogelsoorten die op akkers en in grasland broeden. Van bijvoorbeeld kieviten, grutto’s, tureluurs en scholeksters worden steevast te weinig jongen groot om de populaties op peil te houden. Deze soorten nemen met twee tot vier procent per jaar af. Dat is een snelle achteruitgang!
In het grasland gaat het om bekende soorten als grutto en tureluur. De meeste kieviten broeden tegenwoordig op akkers. Andere akkervogels zijn patrijs, scholekster en gele kwikstaart. Op erven gaat het om zomertortels, ringmussen, steenuilen en torenvalken. Bijna allemaal nemen ze in aantal af. Verdroging door de lage grondwaterstand en warme voorjaren en het vroege maaien of bewerken van het land zorgen voor problemen bij deze soorten. Ook is er weinig voedsel voor de jonge vogels te vinden. Die moeten het vooral van insecten hebben die op kruiden- en bloemrijk grasland afkomen.
Ook vogels die van een wat besloten landschap houden hebben het zwaar, bijvoorbeeld de patrijs. Patrijzen hebben heggen in het landschap nodig, ruigtes met veel kruiden om voedsel te zoeken. In sommige gebieden zijn veel roofdieren, die een behoorlijk deel van de vogels grijpen. Maar predatie verschilt erg per gebied en is een natuurlijk fenomeen.
Met soorten die op erven en in struwelen broeden gaat het de laatste dertig jaar wel redelijk. Daar zitten ook wat vogels bij die in Afrika overwinteren, zoals de boerenzwaluw en spotvogel.
Positieve uitzonderingen
Maar er zijn uitzonderingen. Zo neemt de veldleeuwerik recent weer iets toe in Friesland. En er zijn meer voorbeelden van regio’s waar natuurvriendelijk beheer zijn vruchten afwerpt. In het Buijtenland van Rhoon (onder Rotterdam) werkt men nu enkele jaren met natuurinclusieve akkerbouw en keren gele kwikstaarten weer terug en brengen kieviten weer veilig jongen groot, zie hier. Natuurvriendelijke stroken in akkers helpen ook, zo blijkt in Groningen. Er zijn initiatieven met keverbanken en heggen in Gelderland, Brabant en Zeeland om de patrijs te helpen en de eerste resultaten daarvan zijn hoopvol.
Reservaat of boerenland?
De medewerkers van Sovon vergeleken de afgelopen jaren de ontwikkelingen van boerenlandvogels die in natuurreservaten broeden met die van het reguliere agrarische gebied. Er blijkt verschil, ten gunste van de reservaten. Het zijn niet altijd Natura 2000-gebieden, maar gebieden met goed beheer: een hoog slootpeil, kruidenrijk grasland, laat maaien. In reservaten met zulk beheer nemen grutto’s minder snel af en kieviten zelfs toe, terwijl in agrarische gebieden met subsidies voor weidevogelbescherming de ontwikkelingen wat achterblijven. Waarschijnlijk omdat deze percelen meer versnipperd liggen, vaak niet meer dan een paar percelen met een uitgestelde maaidatum. Boerenlandvogels zijn vooral geholpen bij grote, natuurvriendelijk beheerde gebieden van minstens 1000 hectare (liever nog minimaal 2500) om een gezonde populatie te houden, waar roofdieren hun prooien kunnen vangen zonder dat dit voor problemen zorgt. Deze gebieden worden ook wel kerngebieden genoemd.
Het is wel wenselijk dat de afname van boerenlandvogel-populaties stopt. In 2020 heeft Sovon de ontwikkelingen van deze soorten in de Boerenlandvogelbalans samengevat. Vogelbescherming Nederland heeft heel veel praktische info (factsheets) over de maatregelen die je kunt nemen om boerenlandvogels te helpen.
Met medewerking van Albert de Jong, projectleider communicatie & monitoring bij Sovon (Stichting Ornithologisch Veldonderzoek Nederland).