“We hebben een muizenprobleem. Een gróót muizenprobleem.” Ik hoor het Eline nog zeggen die zonnige novemberdag. “Ik tilde een krat zoete aardappels op en het zat he-le-maal vol met woelmuizen!”
Bij dit bericht zie ik gelijk voor me hoe de gezichten van alle boeren die dit lezen, wit wegtrekken. Niks zo erg als muizen die je zuurverdiende oogst voor je neus oppeuzelen. En waarschijnlijk lachen ze er ook nog eens bij. En ergens is dit natuurlijk verschrikkelijk nieuws, maar in mijn achterhoofd klonk ook meteen een kwaadaardig ecologen-stemmetje dat zei: “Verschrikkelijk nieuws, maar meer muizen is ook meer hommels!” Laat me dit uitleggen…
Het kwaadaardige ecologen-stemmetje heeft een punt. Veel hommelsoorten vertrouwen op al bestaande nesten voor hun kolonies. Veel daarvan zijn zelfs zo geëvolueerd dat de koninginnen in het vroege voorjaar de geuren van kleine zoogdieren of vogels en hun nestmateriaal kunnen ruiken en ze zo kunnen opsporen. Dat is een van de redenen waarom je opeens boomhommels hebt in je tuin als je weer eens vergeten bent om dat ene vogelhuisje schoon te maken in de winter. De volgende stap is dan een verkenningstocht. In veel gevallen is het nest verlaten en kan ze gelijk intrekken. Maar af en toe treft de hommel bijvoorbeeld nog een muis in winterslaap aan. Ze zal dan gewoon inbreken en de strijd aangaan met maar één missie: het huis innemen. Als ze de knokpartij wint dan zal de vorige bewoner afdruipen en een nieuw huis moeten zoeken. Een echte straffe vrouw, die koningin.
En hommels zaten er. Veel. Heel veel. Want eigenlijk is de formule voor een groter aantal bestuivers erg makkelijk. Voedsel + nestgelegenheid = bestuivers. Als zowel het voedselaanbod als de opties voor nestgelegenheid toenemen, neemt ook het aantal bestuivers toe. Het is niets meer dan Basisschool Rekenen. Maar dat is juist het probleem van de intensivering van de landbouw; klavervelden voor voedsel veranderen in groene lappen Engels raaigras en elke muizenplaag wordt bestreden met gif of massale verdrinking (ja, dit gebeurt echt). En voor andere bestuivers zoals vlinders geldt precies hetzelfde. Als de waardplant waar ze hun eitjes op leggen verdwijnt door herbiciden of concurrentie met stikstofminnende planten, dan zal de vlinder hier ook geen thuis kunnen vinden.
Omdat er op de Biesterhof geen bestrijdingsmiddelen gebruikt worden maar er gewerkt wordt aan een natuurlijke balans, kon onder andere de hommelgemeenschap floreren dit jaar. Zo telde Niek, een van de vrijwilligers die de bestuivers telt, op 12 juli maar liefst 75 aardhommels op het traject. Vier dagen later werd ikzelf tweede van het seizoen met maar liefst 57 individuen. Zoevend tussen de lila bloempjes van de grote kaardenbol hebben de aardhommels, en vele andere soorten, veel voedsel gevonden. Ook werden er veel leuke soorten geteld op de wikkes en veldlathyrus die verspreid stonden op de Biesterhof. Dit zijn vlinderbloemigen net zoals klavers en kunnen dus zelf stikstof fixeren uit de lucht met speciale wortelknolletjes. Met hun grote bloemen lokken ze allerlei bijensoorten zoals dit jaar de zeldzame langhoornbij en donkere klaverzandbij.
En eigenlijk is het doel om zo het hele jaar door een groot voedselaanbod te verschaffen. Van de bloeiende wilgen en sleedoorn in maart tot de klavers en late bloeiers als hennepnetel in september. Zo zorgen we dat de hommels, de vlinders, de kevers, de vliegen, de wantsen en alles wat krioelt en leeft, geen enkel moment in het jaar naar de voedselbank hoeft. En zo denkt ons prachtige torenvalkpaartje ook over ons muizenprobleem… Want alles vindt zo zijn balans als we natuur de ruimte geven. Van vijand naar bondgenoot.
Tekst: Frank Martin Rooijakkkers