Niet de markt bepaalt de duurzaamheid en rechtvaardigheid, maar afspraken binnen handelsketens doen dat.
René Magermans, bestuurslid Land van Ons
Dit is het zesde en laatste deel in een reeks van interviews met onze nieuwe bestuursleden
Van zijn introductie als bestuurslid op MijnGrond weten we dat René Magermans van jongs af een natuurliefhebber is, dat hij in de landbouw en de visserij veel aandacht had voor duurzaamheid. Dat intrigeert en daarom is flink doorgevraagd naar veel van zijn belevenissen in het buitenland en de op het buitenland gerichte functies die hij in Nederland heeft vervuld. Dat is een indrukwekkend verhaal, maar te lang voor deze plaats. Zelf verzuchtte hij ‘Waarom al die aandacht voor het verleden?’ Welnu, om een indruk te krijgen van wat voor man hij is en met welke kennis en vaardigheden Land van Ons haar voordeel kan doen. Daarom zullen we samenvatten wat hij vertelde over de eerste 24 jaar van zijn carrière en hem weer zelf aan het woord laten over de laatste 15. Die besteedde hij aan het certificeren en van keurmerken voorzien van producten om hele handelsketens duurzaam en sociaal rechtvaardig te maken, bekend als fair trade.
Hij studeerde ontwikkelingseconomie in Wageningen omdat hij graag in het buitenland wilde werken. Als nieuwsgierige student neusde hij overal rond en vond zo zijn droom-stage bij een visserij-project in Benin, waar hij rond 1984 een klein jaar met de vissers mee ging en op het strand woonde. Daar leerde hij over duurzaamheid en viel hij van zijn geloof in de liberale markteconomie met ongebreidelde concurrentie. Hij zag daar hoe Russische trawlers buiten het lokale visgebied horsmakrelen vingen en invroren en daarmee de Beninse verse vis markt verstoorden. Ook hoorde hij van de uitruil van Europese visrechten tegen invoerrechten in de EU van Senegalese sperziebonen. Niet de markt bepaalt de economie en daarmee de duurzaamheid, maar afspraken tussen partijen in verschillende handelsketens doen dat. In de volgende twee buitenlandse projecten en de vier op het buitenland georiënteerde functies die hij in Nederland vervulde, stonden precies die afspraken over duurzaamheid en rechtvaardigheid centraal.
Twee jaar in opdracht van BuZa op de Kaapverdische Eilanden een project over duurzaam landbeheer en, in zijn geval, visserij. Vistuig importeren als alternatief voor dynamiet dat goedkoper en sneller is en waarvan de nadelen onzichtbaar lijken. Niet makkelijker dan bij ons de DDT of glyfosaat uitbannen. Hij heeft er een liefde voor het land, de Kaapverdianen en hun muziek aan overgehouden.
Daarna ruim twee jaar program officer voor de FAO op de Filipijnen voor een aantal visserij- en bosbouwprojecten. Onder andere over verantwoord beheer van bos en hout, dat daar gewonnen wordt. In Nederland ging hij de finance kant op. Eerst als project controller bij Memisa (nu opgenomen in Cordaid), voor hun projecten in het buitenland en ondanks zijn vrees voor dingen als injectienaalden (‘bij het zien ervan val ik al flauw’). Frappant omdat zijn vrouw en kinderen in de gezondheidszorg werken.
Daarna een kleine tien jaar bij Triodos aan de buitenlandse duurzame energie-portefeuille gewerkt. Triodos financierde bijvoorbeeld bedrijven in Afrika of Azië om zonnepanelen en accu’s te kunnen kopen. Hij ging er geregeld heen om zo’n bedrijf door te lichten. Rond 2000 was duurzaamheid nog geen mode en stonden bedrijven, banken en overheden er huiverig tegenover. Gaandeweg ging zijn afdeling ook adviseren aan bedrijven en banken om bijvoorbeeld garantiesystemen te ontwerpen om duurzaam investeren ‘veiliger’ te maken. Prachtige verhalen bijvoorbeeld over zonnepanelen op het Afrikaanse platteland.
Daarna ongeveer drie jaar senior consultant bij ETC, een ngo die onder andere werkte aan toegang tot energie vooral in Afrika en Azië. Een van de fascinerende projecten, in Cambodja, betrof de planning en uitbreiding van energienetwerken. Wie beheert zo’n dieselgenerator? Wie is er klant? Waar breid je een netwerk uit? Hoe zijn netwerken verbonden? Elke stad had een of meer dieselgeneratoren die steeds meer met elkaar verbonden raakten.
De laatste vijftien jaar van je carrière heb je je ingezet voor het certificeren en labelen van producten opdat de consument kan kiezen voor duurzame en sociaal rechtvaardige productie en handel.
Ja, dat is in 2009 heel klein begonnen bij een ngo, FairMatch Support en die, toen ik kwam, terugviel van vier naar twee werknemers waar ik er één van werd. Daar heb ik financieel beheer en accountmanagement gedaan en was ik onder andere betrokken bij een cacao project in Sierra Leone. In de drie-en-een-half jaar dat ik daar zat, kwam er wel een turn-around naar 8 fte en naar een gezonde omzet. Daarna heb ik verschillende functies gehad bij UTZ-Certified, onder meer bekend van hun keurmerk in koffie, thee en chocolade. Dat groeide ook steeds door en helemaal toen UTZ in 2018 fuseerde met de Rainforest Alliance, een fusie die ik in Afrika mocht leiden.
Noem eens een voorbeeld van wat je deed.
We hebben ons intensief beziggehouden met de productie, handel en verwerking van cacao in Ivoorkust. Daar vond tussen 65 en 70% van de wereld-cacao-teelt plaats door ongeveer een miljoen boeren. Het begint ermee dat de consument bewust wordt en eerlijke en duurzame producten gaat eisen. Oxfam Novib speelde in Nederland een grote rol in die bewustwording, bijvoorbeeld met een campagne rond Sinterklaas in 2009 over kinderarbeid. Door die aandacht kunnen vervolgens supermarkten, zoals Albert Heijn, chocolademakers, zoals Mars en opkopers en handelaren zoals Cargill worden overgehaald om meer ‘eerlijke’ cacao in hun keten op te nemen. Dat betekent dat er in de hele handelsketen, van boer, tussenhandelaren, verwerker en afnemer afspraken moeten worden gemaakt. Die gaan over duurzaamheid, zoals dat er geen cacao van akkers komt waarvoor illegaal bos is gekapt of waar foute chemicaliën worden gebruikt. En ze betreffen de arbeid, zoals dat er geen kinderarbeid mee gemoeid is en dat arbeidsomstandigheden aan minimumeisen voldoen.
Hoe dwing je dat af in een ver land?
Dat is de verantwoordelijkheid van alle partners in de keten. Dat wil zeggen de bedrijven die zich committeren aan regels en bereid zijn een audit te ondergaan ter controle. Maar hulp bij de organisatie van de stapsgewijze implementatie van die regels opdat ze ook verifieerbaar zijn, dat was onze grootste taak. Bijvoorbeeld als een bepaald bedrijf met 10.000 boeren werkt, dan vindt daar steekproefsgewijs een audit plaats bij de wortel van het aantal aangesloten boeren: dus bij 100 boeren. Zo’n bedrijf heeft een flink team om boeren te bezoeken en te trainen. De trainers van UTZ en Rainforest Alliance trainden de trainers van al dat soort bedrijven en trainden ook de externe auditors die zo’n bedrijf bezochten. Audit ter plekke was niet de enige vorm van controle. We gebruikten ook satellietbeelden en de gps-coördinaten van de cacao-velden van de gecertificeerde boeren. Zo kun je bijvoorbeeld achterhalen of en wanneer op de plaats van zo’n veld een paar jaar eerder nog een bos stond dat illegaal gekapt was.
En dat is nog maar alleen Ivoorkust.
Precies. We hebben ook in veel andere landen trainingsnetwerken opgezet. Daarvoor hadden we onze eigen UTZ-academy. We begonnen met mensen in Vietnam en Brazilië, en bouwden zo onze teams in Latijns-Amerika, Azië en Afrika. Het begon vaak met één persoon die bij bedrijven en boeren langsging om de praktijk te leren kennen en vaak groeide het team van een landenvertegenwoordiger naar meer; als je drie, vier mensen hebt, kan er iemand voor de administratie bij, dan zochten we een passende rechtspersoon. Van lieverlee werden dat echte teams, zoals in Kenia, Ghana en Ivoorkust waar al snel een twintigtal mensen werkten. En het ging, behalve over cacao vooral over koffie, thee en bananen en ook over projecten met de nadruk op duurzaam landgebruik.
In het begin bij UTZ was ik op dit gebied verantwoordelijk voor teams in de hele wereld. Maar dat werd te groot, van elk continent maakten we een regio. Ik bleef bij het Afrika-team. Toen ik ruim een jaar geleden wegging werkten er 125 mensen
En nu is er alleen nog maar Land van Ons en het landje bij mijn volkstuin.
Velen bij Land van Ons maken zich grote zorgen over het klimaart en de biodiversiteit. Hoe ligt dat bij jou?
Zoals ik in het begin vertelde, is de vrijemarkteconomie niet geschikt om milieuproblemen op te lossen. Daarin worden wat economen ‘externaliteiten’ noemen verwaarloosd. Alleen met goede afspraken kun je zulke problemen aanpakken. Daar ben ik m’n hele werkende leven mee bezig geweest.
En zorgen in meer persoonlijke zin?
Jazeker. Klimaatverandering kan tot tipping points leiden, zodat het klimaat in één keer helemaal omslaat. Onomkeerbaar naar hogere temperaturen of, zoals we recentelijk meer horen, lokaal naar een nieuwe ijstijd. Als het bijvoorbeeld in Afrika op plekken warmer wordt dan 50 graden overleven de bewoners dat niet. Dat lijkt me verschrikkelijk, heel beangstigend. Dat raakt me. Maar het enige wat je kunt doen, is doen waarin je gelooft en ik geloof dus in afspraken maken.
In actie komen is een manier die veel mensen bij Land van Ons gebruiken om met die ongerustheid om te gaan en die misschien ook een beetje weg te drukken.
Ik zie het aan de ene kant duister in, maar aan de andere kant laat ik me daar niet zo door beïnvloeden dat ik niet meer zou kunnen genieten van het leven en van m’n medemensen. Ik vind het fantastisch dat zoveel mensen plezier en vertrouwen hebben in Land van Ons. En als je dat kunt aanwakkeren en meer mensen daar op dezelfde manier van kunt laten genieten, misschien kunnen we dan het tij wel keren.
Tekst: Flip Schrameijer