Groots onderzoek naar biodiverse landbouw bij Oud Ade
Interview met bioloog Maarten Schrama
Bioloog Maarten Schrama van de Universiteit Leiden gaat in samenwerking met Land van Ons en Holland Rijnland onderzoek doen naar biodiverse landbouw en bodemdaling. De komende 10 jaar wordt het perceel van Land van Ons nabij Leiden een ‘levend laboratorium’. Wie is Maarten Schrama, en wat voor onderzoek gaat hij uitvoeren?
Door: Pieter Lagerwaard
Vanwege corona ontmoet ik Dr. Maarten Schrama (1982), onderzoeker aan de Universiteit Leiden en betrokken bij Land van Ons, buiten in zijn ‘levende laboratorium’. Samen met studenten onderzoekt Maarten hier hoe bepaalde chemicaliën zoals insecticiden invloed hebben op de natuur. Omringd door water, zwanen, planten, en curieuze voorwerpen zitten we aan een klein tafeltje te praten over Land van Ons en biodiverse landbouw. Maarten gaat een groot onderzoek uitvoeren op ons perceel nabij Leiden, in Oud Ade. Wie is Maarten Schrama, en wat voor onderzoek gaat hij precies in samenwerking met Land van Ons en Holland Rijnland uitvoeren?
Maarten is geboren in de Bollenstreek, in Noordwijkerhout, waar hij al vanaf zijn elfde elk weekend en elke vakantie in zijn familiebedrijf werkte, ‘in de bollen’. Zodoende heeft hij goed zicht gehad op de veranderingen in de landbouw van de afgelopen decennia. ‘De teloorgang van het agrarische land heb ik eigenlijk tijdens mijn jeugd aan den lijve ondervonden’, aldus Maarten. Hij zag vogels als leeuweriken en ringmussen afnemen, en de bebouwing oprukken. Vandaar dat Maarten, toen hij in aanraking kwam met land van Ons, meteen grote mogelijkheden zag.
Maarten Schrama in zijn ‘levende laboratorium. Foto: Pieter Lagerwaard.
Maarten, je bent gepromoveerd bioloog. Zou je iets kunnen vertellen over je academische achtergrond?
‘Ik ben eigenlijk een all-round bioloog. Maar meestal als mensen mij deze vraag stellen zeg ik dat ik een ecosysteemecoloog ben, wat betekent dat ik vanuit een brede blik naar de biologie kijk. De biologie refereert kortgezegd naar de ‘leer van het leven’ (van het Griekse bios, leven), en de ecologie zou je kunnen noemen de ‘leer van het huis’ (van het Griekse oikos, huishouden). Dus je zou mij een systeemdenker kunnen noemen, iemand die kijkt naar het hele ‘huis’ door de samenhang tussen verschillende organismen te bestuderen.
Belangrijk bij deze benadering is dat ik de mens niet los zie staan van dit systeem, maar als een belangrijk onderdeel ervan. Mensen zeggen vaak wel dat ze zichzelf als een onderdeel van de natuur zien, maar doen niet alsof ze dat zijn. Kijk maar bijvoorbeeld naar achtertuinen, daar bepalen mensen precies welke plant waar komt te staan. Er is weinig ruimte voor de chaos die de natuur in zich heeft.’
Hoe zou je volgens jou de natuur moeten benaderen?
‘De vraag die ik als ecosysteemecoloog interessant vind is: hoeveel laat je toe? Een conventionele akkerbouwer laat bijna niets toe, er is geen onkruidje dat niet gewenst is. Er zijn veel diersoorten die hun omgeving vormgeven, zoals een bever die een dam bouwt, maar je kunt daar in doorschieten. De mens trekt op dit moment een bovenmatige hoeveelheid grondstoffen naar zich toe. Als je jezelf echt de vraag stelt over hoe wij ons verhouden tot de natuur, dan besef je al snel dat we op een andere manier met ons landschap om moeten gaan.’
Dat is een mooi bruggetje naar Land van Ons. Want ook voor ‘Ons’ is de vraag van biodiverse landbouw en de verhouding met de natuur van groot belang. Hoe ben je betrokken bij Land van Ons?
‘Net als alle andere leden ben ik gewoon lid van de coöperatie en ben ik mede-eigenaar van landbouwgrond. In januari 2020 werd ik opgebeld door Franke Remerie (één van de oprichters van Land van Ons, red.) en hij zei ‘Maarten, ik kreeg je telefoonnummer van Frank Berendse (emeritus professor Wageningen Universiteit, red.), en hij zei dat jij misschien wel geïnteresseerd bent om onderzoek te doen naar de percelen van Land van Ons’. En toen zei ik, nou, dat klinkt als een goed idee, want het is vlak bij onze campus en we wilden al meer gaan doen met gebiedsgerichte processen.
In 2020 zijn we begonnen met de basismetingen op het perceel en hebben studenten van de minor Biodiversity daar onderzoek gedaan. Ik vind het ontzettend leuk om samen met een club enthousiaste collega-docenten, zoals Krijn Trimbos, Kevin Groen en Marvin Groen, studenten mee te nemen naar de praktijk om vragen omtrent biodiversiteit en landschapsinrichting te bespreken. In 2020 is het onderzoek gefinancierd door verschillende Leidse onderzoeksinstituten, zoals Universiteit Leiden en Naturalis. Maar tegelijkertijd was ik ook bezig met de financiering voor een groter toekomstig onderzoeksproject.’
En hoe staat het nu met het project?
‘Heel goed, want we kunnen van start! Het onderzoek is uiteindelijk een samenwerking geworden van 3 partijen: Land van Ons, de eigenaar van de percelen, Universiteit Leiden, de onderzoekende partij, en een derde grote speler: Holland Rijnland, een samenwerkingsverband van 13 gemeenten rond Leiden. Holland Rijnland heeft de intentie uitgesproken om €1,5 miljoen beschikbaar te stellen voor het samenwerkingsproject omdat zij interesse hebben in onderzoek naar belangrijke regionale vraagstukken zoals de verbinding tussen stad en platteland, bodemdaling, stikstofuitstoot en CO2-reductie. Het is een samensmelting van gedeelde belangen.’
Zo’n groot project zal wel een tijd in beslag gaan nemen.
‘Dat klopt, het project zal op dit moment zeker 10 jaar gaan duren. Maar het richt zich eigenlijk op een nog breder tijdsbestek en is geïnteresseerd in hoe ons landschap er over 20, 30, of zelfs 40 jaar uit gaat zien. De startsituatie van het onderzoek is in feite ideaal, want het is behoorlijk dramatisch gesteld met het gebied door het vele gebruik van drijfmest. De staat van het land is echt rock-bottom.
Maar het is hierdoor juist een goede wetenschappelijke uitgangspositie, omdat het een uitstekende nulmeting is (de eerste meting waar latere metingen aan gespiegeld worden, red.). Veel Nederlandse landbouwgrond, ook in de omgeving van deze percelen, verkeren in een vergelijkbare staat waardoor er veel vergelijkingsmateriaal is. Maar het is tegelijk ook een goede uitganspositie omdat onze percelen hydrologisch isoleerbaar zijn, en…’
Pardon? Hydrologisch isoleerbaar?
‘Haha, dat moet ik even kort uitleggen. Het betekent kortgezegd dat we het waterpeil zelf kunnen gaan bepalen. Het stuk land beslaat een groot gedeelte van de Vrouw Vennepolder en bestaat uit 18 kadastrale percelen. In totaal gaat het daarom over een landbouwgebied van wel 33.2 hectare, dat slechts 1 waterverbinding heeft met het andere gedeelte van de Vrouw Vennepolder. Als we deze afsluiten, kunnen we zelf het waterpeil gaan bepalen.’
De Vrouwe Vennepolder, met vorst aan de grond. Foto: Bart van Engeldorp Gastelaars. Idem titelfoto.
Dat begrijp ik, het gebied is omringd door dijken en door die laatste verbinding af te sluiten kunnen we zelf het waterpeil in het gebied bepalen. Maar waarom zouden we dat eigenlijk willen?
‘Het veranderen van het waterpeil is essentieel om nieuwe biodiverse landbouwscenario’s uit te proberen. De grond in de Vrouw Vennepolder is veengrond, en als het waterpeil hoog staat dan is die veel te drassig voor bijvoorbeeld bewerking met zware landbouwmachines. Vandaar dat het waterpeil kunstmatig laag gehouden wordt. Maar door de droge bovenlaag, klinkt de grond dan in. Er vindt daarom al decennialang bodemdaling plaats van gemiddeld 4-7 mm per jaar. Dit is geen duurzame situatie. Als we zelf het waterpeil bepalen kunnen we nieuwe manieren van biodiverse landbouw onderzoeken die wel duurzaam zijn.’
Het gebied wordt dus eigenlijk een beetje zoals het ´levende lab´ waar we nu zitten?
‘In feite wel, maar dan wordt het niet een slootje maar een heel groot veld waar je toekomstlandbouw bedrijft.’
En hoe gaat de toekomstlandbouw eruitzien?
‘Doordat het gebied uit verschillende percelen bestaat kunnen we het in drie, of misschien vier stukken delen met andere waterpeilen. Op deze manier kunnen we verschillende scenario’s uitproberen en de effecten op biodiversiteit, CO2-opslag, landschapsaanzicht, bodemdaling, en natuurlijk de rentabiliteit van het product onderzoeken. Mijn studenten hebben onlangs enkele ‘wilde’ plannen gepresenteerd waar hele leuke ideeën tussenzaten, zoals waterbuffels, een voedselbos, of een vogelweidegebied. Maar deze opties zijn speculatief. We gaan ons er de komende tijd serieus over buigen en eerst een projectplan opstellen.’
Ik ben erg benieuwd naar hoe het onderzoek zich gaat ontvouwen. Is er een mogelijkheid om zelf te gaan kijken en het project de komende jaren te volgen?
‘Je kan er nu al kijken als je wilt, het is per slot van rekening ‘Ons’ land. Maar er is op dit moment niet veel te zien behalve Engels raaigras en grote groepen grauwe ganzen. Er wordt voor in de toekomst gekeken naar de mogelijkheid voor informatiepunten en een wandelpad, zodat mensen langs de verschillende toekomstscenario’s kunnen lopen. Zo maak je biodiverse landbouw levend en zichtbaar, ook voor de boeren in de omgeving die goede praktijken kunnen kopiëren.
Verder is er de mogelijkheid om zelf mee te gaan helpen met het onderzoek door de komende jaren als ‘burgerwetenschapper’ het project te ondersteunen. Burgerwetenschappers lopen een aantal keer per jaar dezelfde route en tellen bijvoorbeeld de vlinders, vogels, libellen, of oeverplanten. Dit tellen is een belangrijke, grote, langjarige klus. Met deze informatie komt er wetenschappelijke onderbouwing en wordt het een voorbeeldproject voor andere plekken in Noordwest-Europa, waar vergelijkbare problemen spelen.
Dus houdt de ontwikkelingen van dit project vooral in de gaten (via de Landscoop, red.), en neem contact op als je wilt helpen als burgerwetenschapper!’