Het oude heggenlandschap: weelde voor alles wat leeft
Louis Dolmans, een van de oprichters van Heg en Landschap.

Als we denken over hoe we het Nederlandse landschap opnieuw inrichten met landschapselementen zoals heggen, laten we ons leiden door hoe het boerenland er vroeger uitzag (zie ook ‘Heggen in zes vragen’). Voor dat ‘vroeger’ kun je verschillende beginpunten kiezen. Gaan we uit van het heggenlandschap van 1960 of kiezen we 1860 als beginpunt? Wat is het verschil? En weten we nog hoe de Nederlandse natuur er voorstond halverwege de 19e eeuw? Over hoe het er rond 1960 uitzag in Zuid-Limburg vertelt Louis Dolmans, 74 jaar oud. Gelukkig kon zijn opa tegen Louis zeggen hoe de natuur er rond 1860 uitzag. Marc Argeloo beweert in zijn boek ‘Natuuramnesie’ dat we de natuur nog beter gaan beschermen als we verder teruggaan dan onze kindertijd.
‘Weelde voor alles wat leeft’ is de lijfspreuk van Louis Dolmans, een van de oprichters van Heg en Landschap. Deze organisatie wil de heg weer een duurzame plek geven in het Nederlands cultuurlandschap. Ik sprak Louis, die nog steeds actief is, over het heggenlandschap zoals hij dat in zijn jeugd zag halverwege de vorige eeuw in zijn geboortestreek in Zuid Limburg.
‘Ik kon niet verder dan 50 meter kijken,’ vertelt Louis. Hij is vanaf het moment dat hij bewust leeft gek van vogels, ‘overal waren percelen met hoogstamboomgaarden en heggen erom heen. Het wemelde er van de vogels’. ‘Toen ík klein was, toen zaten er nog echt veel veel vogels’ aldus zijn opa die naast Louis woonde.
Door op atlassen te kijken hoeveel kilometer heggen er ooit stonden in zijn geboortedorp en dit aantal te plakken op het heggenlandschap in Nederland, kwam Louis tot een duidelijke conclusie: het aantal van 250.000 kilometer aan verdwenen heggen dat de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap eerder uitrekende, is zeker niet te hoog. Louis gebruikte oude kaarten van Zuid-Limburg, het Noord-Limburgse en Brabantse Maasheggen-landschap, de uiterwaarden van de IJssel en het Zeeuws Vlaanderen van weleer.
De Maasheggen zijn gelukkig voor een deel behouden omdat daar vaak water stond. Deze heggen bestaan uit doornige struiken zoals meidoorn, sleedoorn, wilde roos en hulst. Ze zijn geplant als perceelafscheiding en veekering. Dat hield in dat de heggen ook onderhouden moesten worden. ‘Een heg die geen onderhoud krijgt wordt een bomenrij die van onder kaal en niet langer veekerend is,’ weet Louis Dolmans te vertellen.
Waarschijnlijk zag men in het bos dat een omgevallen boom die nog vastzat aan de stronk in het voorjaar uitliep. Zo ontdekten deze pioniers dat de uitlopers van ingehakte bomen konden worden ingevlochten tot stevige heggen. Caesar schreef al over de hindernissen die heggen vormden in de eerste eeuw na Christus. Elke streek waar heggen deel uitmaakten van het landschap, had zijn eigen aanpak. Zo was er toen al de Maasheggen-stijl.
In ‘Nederland weer mooi, op weg naar een natuurrijk en idyllisch landschap’, een prachtig boek van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, lees je bijzonderheden. ‘Uit een pachtcontract uit 1730 valt af te leiden dat heggen gelegd of gevlochten dienden te blijven en goed geschoren moesten worden. Er bestond langs de Maas het beroep van heggenleiers die van boerderij tot boerderij trokken om de door de boer aangewezen heggen te vlechten en te snoeien’.
Behalve als perceelafscheiding, veekering, woon- en schuilplaats voor vogels, insecten en kleine zoogdieren ‘knabbelde het vee ook graag van de heggen’ vertelt Louis Dolmans. Voorts leverden ze stookhout, een bezem om de stal te vegen en gebruiksvoorwerpen voor in het huis. Louis heeft nog boterlepeltjes van zijn grootouders die waarschijnlijk ook van heggenhout zijn gemaakt.
De Industriële Revolutie maakte landbouwmechanisatie, waaronder de uitvinding van prikkeldraad mogelijk. Rond 1900 werd prikkeldraad op steeds grotere schaal toegepast. Na de Tweede Wereldoorlog kregen de heggen en andere afscheidingen van bomen en struiken de definitieve klap toen onder invloed van de Ruilverkaveling de boerenbedrijven almaar groter werden.
‘Voor liefhebbers van de natuur is er dus heel veel werk aan de winkel,’ zegt Louis.
Natuuramnesie
In ‘Natuuramnesie’ schrijft Marc Argeloo dat ‘de mens slecht in staat is om natuurervaringen en -herinneringen van generatie op generatie door te geven. We ervaren het natuurbeeld uit onze kindertijd als de norm, zo is het en zo was het en hebben zo goed als geen idee hoe de natuur er voor die tijd uitzag’. Hier raakt het betoog van Marc Argeloo aan het verhaal van Louis Dolmans. Gelukkig heeft hij het zijn opa horen vertellen, die de verhalen op zijn beurt had gehoord van zijn ouders uit het midden van de 19e eeuw.
‘Natuuramnesie’ is een rijk boek over het wilde oerrund In Europa, de enorme Europese steur die in onze rivieren leefde en hoe het leefgebied van de uitgestorven dunbekwulp op de Waddeneilanden eruit zag.
‘Wie weet nog dat er zoutmoerassen waren op de Waddeneilanden? Zoiets als de Boschplaat op Terschelling, maar dan ruim 200.000 hectare! Wist je dat er grijze walvissen in de Waddenzee hebben geleefd?’ Argeloo noemt dit het ‘syndroom van het verschuivende referentiekader’: ‘het beginpunt van de herinnering over de staat van de natuur schuift iedere opeenvolgende generatie op. Elke generatie lijdt weer aan geheugenverlies. Het niet waarnemen van verandering of het vergeten van verandering over tijd betekent in beide gevallen dat het kijken naar de natuur met de ogen van nu een vertekend beeld oplevert’.
Als deze kennis niet meer beschikbaar is, redeneert hij, zullen onze doelen ter bescherming van de natuur ook minder ambitie hebben. Wat moet er volgens Argeloo gebeuren? Er zou meer gezocht kunnen worden naar natuurhistorische kennis die nodig is bij natuurbescherming. ‘Historische informatie maakt het herstelpotentieel van de natuur zichtbaar,’ aldus de schrijver. Gelukkig is de afgelopen 25 jaar de belangstelling voor de natuurhistorie toegenomen. Natuurobservaties die meerdere jaren achtereen gedaan worden, zijn belangrijker geworden.
De vrijwilligers bij Land van Ons die de monitoring van de biodiversiteit op de percelen doen, leggen hun observaties vast op papier, foto en film en dragen zo bij aan het verzamelen van kennis waarmee de generaties na ons hun voordeel kunnen doen.
Tekst: Willem Jaegers
