Kiezen tussen hybride of zaadvast zaaigoed
door Jan Velema
Hybride rassen ontstaan door inteelt en kruisen, waardoor de positieve eigenschappen van rassen sneller in elkaar opgaan. Het zaadgoed dat boeren van hybriden gebruiken levert zeer productieve planten op, maar die zijn minder vruchtbaar. De volgende generatie geeft namelijk een heel wisselend uiterlijk en ook een wisselende kwaliteit. Hybride rassen worden dan ook niet gereproduceerd en opgeslagen in genenbanken. Ze verdwijnen zodra ze door nieuwe rassen worden opgevolgd. F1-hybriden kun je zien als ‘wegwerprassen’ die niet of nauwelijks bijdragen aan biodiversiteit.
F1-hybriden zijn rassen waarvan het zaaizaad steeds opnieuw wordt geproduceerd door kruisen van twee ouderlijnen (er bestaan ook nog gecompliceerde hybriden met meer ouderlijnen).
Voordelen zijn: grotere uniformiteit en vaak meer opbrengst. Meestal zijn het moderne rassen, die zijn aangepast aan intensieve landbouw. De prijs is hoog. Het zaad kan alleen worden gereproduceerd uit de ouderlijnen en die zijn in het bezit van de kweker, die daarmee beschikt over ‘de kip met gouden eieren’. F1-hybriden bestaan alleen van bepaalde gewassen waarbij deze veredelingstechniek mogelijk is. Rassen van (voeder)bieten, mais en koolzaad en andere kruisbloemige groenbemesters zijn (bijna) altijd F1-hybriden. Veel graan- en peulvruchtrassen zijn zaadvast, daarvan bestaan geen F1-hybriden.
Kwekersrecht: ras in eigendom
Het heeft geen zin om als teler zelf zaad van een F1-hybride te winnen. De volgende generatie geeft namelijk een heel wisselend uiterlijk en ook een wisselende kwaliteit. Voor de veredelingsbedrijven is dat heel gunstig; tuinders en boeren moeten het zaad elk jaar opnieuw kopen.
Kwekers kunnen zo hun intellectuele eigendomsrechten op de zaden veel makkelijker doen gelden dan bij zaadvaste rassen. Overigens mag je bij groenten elk zaadgoed gebruiken, ook zelf vermeerderd zaad. Voor de meeste landbouwgewassen is echter alleen gecertificeerd zaad toegestaan.
F1-hybriden worden door een klein aantal grote internationale zaadbedrijven verkocht. Dit beperkt de diversiteit aan rassen in vergelijking met de vroegere situatie dat er nog veel lokale zaadbedrijven waren die zaadvaste rassen voerden.
Zaadvaste rassen kunnen in genenbanken worden bewaard en zijn, voor zover verzameld, beschikbaar om weer nieuw leven in te blazen.
Landrassen
Rassen die vroeger in een bepaalde streek door boeren zelf werden geteeld en in stand gehouden, soms eeuwen lang, noemen we landrassen. De rassen hebben zich in de tijd aangepast aan de plaatselijke omstandigheden, maar zijn vaak minder uniform en productief dan moderne rassen. Ze voldoen soms niet aan de huidige eisen van de markt en de consument, waardoor het weinig rendabel is om ermee te werken, tenzij ze bruikbaar zijn voor lucratieve streekproducten.
Oude landrassen worden soms nog door hobbyboeren in stand gehouden of zijn in genenbanken bewaard. Zaadmengsels voor gebruik in akkerranden en bloemstroken bevatten vaak zaden uit het buitenland en kunnen voor floravervalsing zorgen. Beter is het om zaden te gebruiken die in Nederland zijn geteeld, zoals die van www.cruydthoeck.nl of www.biodivers.nl .
Zelf zaaizaad vermeerderen
Nog afgezien van wettelijke voorwaarden is het zelf vermeerderen van zaad voor professioneel gebruik niet eenvoudig. Initiatieven die ik ken zijn vaak niet in staat om een goede instandhoudingsselectie uit te voeren, waardoor het ras na enige tijd degenereert en goede eigenschappen verliest.
Ook is een goede zaadschoning belangrijk om te voorkomen dat teveel verontreiniging met onkruidzaad optreedt. Er dient soms gecontroleerd te worden op zaad-overdraagbare ziekten. Eigen zaadteelt is wel mogelijk, en in sommige gewassen wel uitvoerbaar, maar de moeilijkheid moet niet worden onderschat. Rendabel is het meestal niet. Er bestaan in Europa een paar biologische zaadbedrijven die (deels) nieuwe zaadvaste rassen ontwikkelen, meestal van groenten.
Over de auteur:
Jan Velema is oprichter en voormalig directeur van Vitalis Biologische Zaden en nu gepensioneerd plantenveredelaar. Hij is adviseur bij het Werkverband Friese Rassen, dat streeft naar het behoud en de toepassing van de Friese en met Fryslân verwante landbouwgewassen. Daarbij gaat het onder andere om het in stand houden en bevorderen van (agro)biodiversiteit.