Schimmels

In mijn vorige blog, ‘bodemleven in de bossen’, refereerde ik naar het boek van Peter Wohlleben, een Duitse boswachter die in de loop van zijn leven een heel andere visie over bomen en bossen heeft ontwikkeld. Ik zou het daarbij kunnen laten, hoe lang wil een mens doorpraten over bomen, maar er is nog zoveel boeiends over te vertellen. En bossen zijn niet hoofdzakelijk houtfabrieken, maar vooral complexe leefgebieden voor duizenden soorten. Dus vooruit … 

In die blog kwamen schimmels/zwammen al even ter sprake. Ik werd zo gefascineerd toen ik erover las en wil graag een poging doen dat over te brengen.  
 
Boomwortels zijn goed in het ontsluiten van vochtige grond. Hun wortels vormen fijne haartjes om hun oppervlak te vergroten en zoveel mogelijk vocht op te zuigen. Dat is onder normale omstandigheden voldoende, maar meer is altijd beter. Miljoenen jaren geleden zijn bomen daarom al een bondgenootschap met schimmels aangegaan. Op schimmels is de normale indeling in dieren of planten niet van toepassing. Planten immers produceren hun voedsel zelf, uit levenloos materiaal en zijn dus onafhankelijk. Dieren zijn afhankelijk van andere wezens om te kunnen overleven. Vandaar dat op naakte aarde eerst groene vegetatie moet verschijnen voordat dieren kunnen volgen. Schimmels zitten hier tussenin. Hun celwanden zijn opgebouwd uit chitine en lijken zo qua substantie eerder op insecten. Daarbij kunnen schimmels geen fotosynthese bedrijven, maar zijn voor hun voedsel aangewezen op organische verbindingen van andere levende wezens.  
 
Ik zoom in op de vreedzame koppels schimmels en bomen. Met behulp van mycelium kan een boom zijn werkzame worteloppervlakte sterk vergroten en zo aanzienlijk meer water en voedingsstoffen opnemen. Om dit partnerschap aan te gaan, moet de boom heel open zijn, want de schimmeldraden groeien de zachte wortels binnen. De schimmel dringt niet alleen door de wortels heen, maar weeft zich ook door de omringende bosgrond en groeit zo ook naar ander bomen toe. In het zo ontstane netwerk worden nu voedingsstoffen en zelfs informatie uitgewisseld, bijvoorbeeld over een ophanden zijnde aanval van insecten. Dit netwerk, een soort internet, heeft wel een prijs. Deze schimmels zijn immers voor voedingsstoffen afhankelijk van andere soorten, dus eisen ze betaling in de vorm van suiker en andere koolhydraten die de partnerboom moet leveren. De samenwerking gaat echter nog verder. De schimmeldraden beginnen de wortelpunten te manipuleren en krijgen mee wat de boom via zijn ondergrondse uitlopers te vertellen heeft. Als het voor de schimmels van nut is, beginnen ze vervolgens plantenhormonen te produceren die de celgroei ten behoeve van henzelf reguleren. Voor de beloning met suiker leveren ze nog wat extra diensten, zoals een filterfunctie van zware metalen. Die zware metalen zouden de boom geen goed doen, maar de schimmels zitten er niet mee. De uitgescheiden schadelijke stoffen komen vervolgens in de herfst tevoorschijn in de vruchtvormen die wij als eekhoorntjesbrood of kastanjeboleet herkennen.  
 
Maar de schimmels doen meer. Of het nu om aanvallen van bacteriën gaat of van destructieve soortgenoten, alle indringers worden door de zachte draden geweerd. Schimmels kunnen met hun bomen een leeftijd van vele honderden jaren bereiken. Als de milieuomstandigheden een kwalijke wending nemen, bijvoorbeeld door schadelijke stoffen in de lucht, dan blazen de schimmels hun laatste adem uit. Hun partners gokken dan gewoon op een andere soort die zich ook onder hun voeten nestelt. Elke boom heeft meerdere keuzes als het om schimmels gaat en pas als de laatste schimmel ook het loodje legt, gaat het slechter met de boom.  

Hoewel veel boomsoorten bovengronds een strijd van leven op dood met elkaar voeren, tot in het wortelstelsel toe, lijken de schimmels in voor compromissen. Het vermoeden bestaat dat de schimmels verder ‘denken’ dan de bomen. Stel dat ééns soort boom, bijv. de beuk, de overwinning behaalt dan zou dat het bos en alles wat daar leeft enorm kwetsbaar maken. Er zou bijvoorbeeld een ziekte uit kunnen breken die de meeste beuken wegvaagt. Als er dan andere soorten zijn, eiken, esdoorns, dennen, dan zouden die voor schaduw zorgen waardoor de eventuele nieuwe generatie beukjes zou kunnen ontkiemen en opgroeien. Een grote verscheidenheid beschermt (oer)bossen en omdat ook schimmels erg op constante omstandigheden zijn aangewezen, compenseren ze ondergronds de al te succesvolle veroveringen van één boomsoort door andere bomen van de ondergang te behoeden.  
 
Met al die kennis over bomen en bossen wordt een boswandeling steeds leuker! Hoe meer je weet, hoe meer je je verwondert. Hoe meer je je verwondert, hoe meer je geraakt wordt en hoe meer je geraakt wordt, hoe meer je wil dat al die prachtige diversiteit behouden blijft.  

Elka Le Mair

Elka Le Mair

Elka heeft Rechten gestudeerd maar heeft dat niet afgemaakt. Ze heeft in de zorg gewerkt, veel vrijwilligerswerk gedaan en drie kinderen opgevoed. Tegenwoordig werkt ze als vrijwilliger bij IVN en in een plaatselijk voedselbos. Ze houdt van schrijven, werkt aan haar eerste kinderboek en woont met man en kat in Wijk bij Duurstede.

Deel de post:
Facebook
LinkedIn
Twitter
Pinterest
WhatsApp

Gerelateerde berichten