Het ontstaan van biologische landbouw

Biologische landbouw is zo oud als Metusalem. Veel ouder zelfs, want werd de Bijbelse grijsaard 969 jaar, duurzame landbouw bestaat al minstens 10.000 jaar. Vanaf de eerste verzameling van zaaigoed en de eerste gedomesticeerde dieren produceerden mensen voedsel zonder uitputting van natuurlijke hulpbronnen. De teloorgang van die duurzaamheid is relatief recent: nog maar honderd jaar geleden was de boerenpraktijk er een van gesloten kringlopen, vruchtwisseling, mest van eigen veestapel en natuurlijke gewasbescherming. En wat we ons nu maar slecht kunnen voorstellen: de landbouw zélf, met het gemengd bedrijf als standaard, bevorderde biodiversiteit. Naast granen en groenten kweekten boeren bijvoorbeeld hennep en vlas voor lijnzaadolie en textielvezels, meekrap en wede voor kleurstoffen. Het vee werd gevoerd met bloeiende maaigewassen als luzerne en klaver.

Gemengd bedrijf op de Onneresch. Gewas: huttentut. Bovengronds bloeiend gewas, insecten, bestuivers en vogels. Ondergronds goede doorworteling, lucht, watergeleiding en bodemleven. Oogst: zaden, geperst tot olie, resterende koek eiwitrijke hap voor het vee. Na maaien worden de resten ondergewerkt en dragen daar bij aan verdere bodemverbetering. (Foto: I. Schenk)

Evangelie van groei

In de 19e eeuw brachten bevolkingsgroei, industrialisatie, verstedelijking en wetenschap een reuzenommezwaai teweeg. Alles bewoog richting schaalvergroting, mechanisering en het gebruik van chemie. De Tweede Wereldoorlog met zijn hongerwinter gaf die ontwikkeling in Nederland een boost. Landbouwonderwijs en -voorlichting verkondigden het evangelie van groei, en ook de groeiende landbouwindustrie liet zich niet onbetuigd. In 1945 liepen er nog 230.000 werkpaarden rond op onze akkers en weiden, eind jaren zeventig waren die grotendeels vervangen door 200.000 trekkers. Tarwe kreeg soms wel bijna twintig soorten gif over zich heen. Producenten van veevoer, chemische inputs en tractoren groeiden als kool, banken die dat allemaal graag financierden eveneens. Ook boerenbedrijven groeiden. Steeds meer grond kwam in steeds minder handen en monoculturen werden de standaard. De negatieve gevolgen voor bodem, water, lucht en biodiversiteit staken snel de kop op.

Loverendale

Al begin 20ste eeuw klonken sporadisch tegengeluiden. Uit Duitsland waaide de reformbeweging over, die pleitte voor onbewerkt, plantaardig voedsel. Daarna stak het biologisch-dynamisch (BD) gedachtengoed van antroposoof Rudolf Steiner de grens over. Hij schetste een holistische visie waarin mensen, dieren, planten, bodem, water en lucht verbonden en onderling afhankelijk zijn. Ankerpunten waren bodemvruchtbaarheid, gemengd bedrijf met vee vooral voor de mestvoorziening, en korte lijnen tussen producent en consument. In 1926 werd Loverendale op Walcheren het eerste Nederlandse BD-bedrijf. Heel langzaam kreeg het volgelingen, in 1940 waren er amper twintig. In 1947 begonnen Klaas en Mieneke de Boer een BD-landbouwschooltje met zeven leerlingen, dat zou uitgroeien tot Aeres Warmonderhof. Er kwamen vier verdeelcentra als tussenstation tussen boeren en verkooppunten, en in 1973 het BD-keurmerk Demeter.

Limburgse Risweit (Foto: Liesbeth Sluiter)

Silent Spring

In 1962 sloeg Rachel Carsons boek Silent Spring in als een bom. Het beschreef de verwoestingen die het landbouwgif DDT aanrichtte onder alles wat leeft. Het rapport Grenzen aan de Groei van de Club van Rome (1972) versterkte het groeiende milieubewustzijn. Er ontstond een voedingsbodem voor wat nu biologische landbouw heet: een wat zakelijker vorm van ecologisch verantwoorde voedselproductie dan de BD-praktijk, en zonder antroposofische dimensie. Ze hebben ook veel gemeen: het verbod op het gebruik van kunstmest, chemische bestrijdingsmiddelen, preventieve antibiotica en genetische modificatie, aandacht voor bodemvruchtbaarheid, diervriendelijkheid. Wat later kwamen daar ook milieuvriendelijke verpakkingen bij, natuurbeheer, aandacht voor arbeidsomstandigheden en energieverbruik.

Diervriendelijkheid (Foto: Liesbeth Sluiter)

Keurmerken

Aanvankelijk werden biologische en BD-producten alleen verkocht in natuurwinkels. Het biologisch areaal bleef klein en begin jaren 80 telde men zo’n 250 biobedrijven. Voortschrijdende professionalisering en de noodzaak van marktvergroting brachten de supermarkten in beeld, en daarmee de ook door Europa vereiste certificering. Het eko-keurmerk (1985) ontwikkelde zich tot de Stichting Keur Alternatief voortgebrachte Landbouwproducten (SKAL, 1987). In 2012 kwam er ook een Europees biologisch keurmerk: het groene blaadje.

In 1993 werd Biologica opgericht, de brancheorganisatie voor marktvergroting en consumenteninformatie, later voortgezet als Bionext. Het aantal biologische bedrijven en het areaal groeiden tussen 1990 en 2004 tot respectievelijk 1.560 en 2,5% van het landbouwareaal. Toen stokte het, onder andere omdat het overheidsbeleid, gekleurd door de gangbare-landbouwlobby en een neoliberale economische visie, de biologische landbouw links liet liggen.

Overheid

De laatste jaren vertonen een licht opgaande lijn. In 2023 is het bio-areaal gegroeid tot bijna 5%; het aantal bedrijven tot 2.264, met 110 in omschakeling. Indrukwekkend is het niet: in de EU ligt het gemiddelde op 10,4% bio-areaal, koploper Oostenrijk heeft maar liefst 25%. Maar er was licht aan de horizon. De Europese Farm to Fork Strategy (2020) wilde ten minste 25% bio-areaal in de EU in 2030. Er was de beleidsvisie Kringlooplandbouw van landbouwminister Schouten. Er was het actieplan Groei van biologische productie en consumptie (Adema, 2022), dat streefde naar 15% bio-areaal in 2030. De bezorgdheid groeide over de uitputting en vervuiling van grond, water en lucht, over de ellende van boeren die in de race to the bottom moeten dealen met kelderende prijzen en hoge financiële lasten. Toen trad het kabinet Schoof aan. Met een regeringsverklaring die intensieve landbouw opnieuw op het schild hees.

Kipmobielen op regeneratieve boerderij (Foto: Liesbeth Sluiter)

Grondeigendom

Om onafhankelijker te worden van politiek en grondspeculanten, ontstond al in 1978 de Stichting Grondbeheer BD Landbouw. Gedreven door de overtuiging dat grond geen commercieel maar gemeenschappelijk goed is, en geruggesteund door de in 1980 opgerichte Triodos Bank, kocht de stichting landbouwgrond en stelde die ter beschikking aan BD-pachters. Recent ontstonden vergelijkbare initiatieven. Herenboeren, Lenteland, Aardpeer en Land van Ons hebben ieder eigen werkwijzen en financieringsconstructies, maar dezelfde doelen: gemeenschappelijk grondeigendom, biologische landbouw, korte ketens, biodiversiteit, focus op lokale ecosystemen, diversificatie, weg van monoculturen en exportlandbouw. Een landbouwpraktijk waarvan voormalig hoogleraar rurale sociologie Jan Douwe van der Ploeg zegt: ‘Het vergt meer arbeid, maar minder investeringen en kosten. […] Eerst zijn de opbrengsten lager, maar met kennis en vakmanschap kunnen de inkomsten heel behoorlijk worden.’

Tekst: Liesbeth Sluiter

Meer lezen?

Deel de post:
Facebook
LinkedIn
X
Pinterest
WhatsApp
Threads

Gerelateerde berichten