Ons bestuurslid Annemarijn Koop

Ik wil helpen nog iets van een leefbare planeet achter te laten

Dit is het tweede in een reeks maandelijkse interviews met nieuwe bestuursleden.

Annemarijn Koop, de nieuwe secretatis van het bestuur van Land van Ons, introduceerde zichzelf reeds op MijnGrond, voor deelnemers. Ze is manager van de Green Office, het team van de gemeente Amsterdam dat de eigen bijdrage aan de klimaatcrisis wil minimaliseren. Niet te verwarren met de afdeling Duurzaamheid, die zich met de hele stad bemoeit. Als vrijwilliger doet ze mee aan Meerbomen.nu, coördineerde ze een tweedehands ‘kledingketting’ en is ze betrokken bij een plan om op een eiland dat vóór IJburg (haar woonplek) wordt aangelegd stadslandbouw op te zetten.

Hoe raakt de milieu- en de biodiversiteitscrisis jou persoonlijk? 

Ik keek gisteren een documentaire met David Attenborough. Dat ging over allemaal kantelpunten en dat we op een aantal vlakken echt al in de gevarenzone zijn. Een daarvan is de biodiversiteit. Dat is zo’n heel stille sluipmoordenaar waarvan we helemaal niet doorhebben hoe hard dat gaat. De strijd voor behoud van natuur en biodiversiteit werd altijd gezien als ‘het is zo zielig voor de bloemetjes en de beestjes’. Dat is het natuurlijk ook, maar ons eigen voortbestaan staat op het spel, we helpen onszelf om zeep! Dus ja, ik ben erg van de urgentie doordrongen. Dat is ook de reden waarom ik me de tweede helft van mijn leven veel meer wil inzetten om te helpen om nog iets van een leefbare planeet achter te laten.

Mooi bruggetje naar de eerste helft van je werkzame leven: wat heb je gestudeerd? 

Internationale Betrekkingen in Groningen. Ik wilde heel graag naar Brussel, ging daar stage lopen en toen merkte ik dat dat wel een héél-ver-van-mijn-bed-show was. Het sprak me helemaal niet aan. Ik dacht eerst maar eens bij de nationale overheid te gaan werken, het Rijk dus. Maar in plaats daarvan kwam ik een vriendin tegen die bij de gemeente Amsterdam was begonnen, die zei: ‘Amsterdam is hartstikke leuk, grote gemeente, je kan er heel veel verschillende dingen doen.’ Ik ben in 2002 begonnen als trainee, heb diverse managementposities bekleed in stadsdeel Nieuw-West en kwam op een gegeven moment terecht bij de Amsterdamse School, het opleidingsinstituut van de gemeente Amsterdam.

Ik zat in de P&O-hoek en dan vooral in het leren en ontwikkelen. Daar ontwierp ik trainingsprogramma’s voor medewerkers van de gemeente. Ik heb me een beetje extra geschoold in gedragsverandering, omdat me dat steeds meer ging fascineren. Als mensen hun werk anders moeten gaan doen, kan je ze wel een training aanbieden, maar daarmee is hun probleem meestal niet opgelost. Het is vaak niet alleen een kwestie van kennis en vaardigheden opdoen, maar ook van inslijten van ander gedrag.

Toen ik me steeds meer bewust werd van de situatie van de wereld waar we het net over hadden heb ik contact gezocht met collega’s van de Green Office. Ik heb ze gevraagd of ik ze niet kon helpen. Een van de belangrijkste pijlers van het werk van de Green Office is het realiseren van ‘duurzaam denken en doen in de organisatie’, dus dat sluit goed aan bij mijn kennis en ervaring. Anderhalf jaar geleden ben ik naar de Green Office gegaan en sinds kort ben ik manager van het team dat uit tien mensen bestaat. 

Wat is het moeilijkste dossier?

De inkoop. Bedenk dat de gemeente nu ontzettend veel CO2 uitstoot en dat kunnen we echt minder doen. En dat niet alleen door de verwarming lager te zetten en onze panden te isoleren, maar ook door alles wat we inkopen. We zijn als overheid een enorme inkoper van spullen. Doen we dat duurzaam, dan kunnen we anders met materialen omgaan en ook minder afval produceren. Daar kunnen we ontzettend veel impact mee maken.

De uitdaging is dat inkoop verspreid zit door de hele organisatie: elke afdeling kan diensten of materialen inkopen. Ieder heeft zijn eigen budget, waaruit ook andere dingen moeten worden betaald en duurzame producten zijn vaak, maar niet altijd, duurder. Tenminste op korte termijn, want je vraagt iets nieuws van de markt wat leveranciers nog niet op grote schaal kunnen produceren. Wij zeggen bijvoorbeeld: we willen andere soorten bouwmaterialen, minder bouwen met beton want dat stoot veel CO2 uit, en we willen bijvoorbeeld biobased materialen toepassen. Of we vragen leveranciers dat alle laptops die we inkopen ook weer gerepareerd kunnen worden. Dus niet van ‘het is kapot, lever maar een nieuwe.’ Kunstgras op sportvelden kan gemaakt worden van minder schadelijk materiaal dat langer meegaat, maar dat moet ook worden ontwikkeld. En ja, vaak is een duurzame optie duurder, waardoor opdrachtgevers binnen de gemeente zeggen: zo zou ik het misschien wel willen, maar dat ga ik niet doen, want ik heb een beperkt budget. We adviseren vaak bij aanbestedingen, maar het blijft nog steeds aan een opdrachtgever om te beslissen. Wij hebben weliswaar een handelingskader gemaakt, waarin we alle duurzaamheidseisen van de gemeente hebben opgenomen. We werken er aan om dit handelingskader organisatiebreed als norm geïmplementeerd te krijgen. Op een manier dat als je dat niet kan of wil volgen, je aan het bestuur toestemming moet vragen. Te vaak nog worden binnen een project keuzes gemaakt, waarbij alleen tijd, geld en kwaliteit leidend zijn. Als een duurzame optie te duur is of kwalitatief minder is, dan wordt ambtelijk de keuze gemaakt om niet voor de duurzame optie te gaan. Dat willen we nu veranderen door alle keuzes of dilemma’s voor te leggen aan het bestuur. Dat soort gesprekken zijn we nu allemaal aan het voeren. 

Ik dacht dat je de mentaliteit in de organisatie als grootste probleem zou noemen. En het mooie is dan dat dat jouw specialiteit is: gedragsverandering.

Ja, dat is zo. ik noemde dat inkoopdossier, maar daar zit eigenlijk het allerbelangrijkste ín. Voelen mensen die urgentie? Snappen ze waarom het zo belangrijk is? Want dan maken ze waarschijnlijk vanuit zichzelf al een andere keuze. In plaats van dat ze zeggen: ‘ja, te duur of te moeilijk,’ gaan ze dat extra stapje zetten. De collega’s die al helemaal daarvan doordrongen zijn, die doen dat al, die zoeken uit wat de duurzaamste mogelijkheden zijn of die zeggen: ‘ja, dan is het wat duurder.’ Dus inderdaad, dat is eigenlijk de grote uitdaging, om al die ambtenaren dat gewoon tussen de oren en in de vingers te laten krijgen. 

Zijn er parallellen met Land van Ons? 

Jazeker, vooral in de vraag: hoe krijg je mensen in beweging? Wat spreekt mensen aan? Wat niet? Deelnemers van Land van Ons zijn al gemotiveerd, dus die hoef je niet van de doelen te overtuigen. Hoe kunnen we de kring steeds groter maken? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat nog meer deelnemers zich actief gaan inzetten voor de coöperatie? Dat boeit mij zeker. 
Ik vind het overigens ook echt heel leuk toen ik merkte dat er bij LvO al heel veel aan kennisdeling wordt gedaan, de verschillende podcasts, webinars et cetera, heel mooi.

Wat wil je dat Land van Ons-mensen nog meer van je weten?

In mijn introductie vertelde ik al dat ik een groot watersportliefhebber ben. Wat ik nog niet heb verteld is dat ik in Twente ben opgegroeid. De liefde voor de natuur is me daar met de paplepel ingegoten. We hadden een huis met een heel grote tuin en een enorme moestuin. In mijn herinnering was mijn moeder altijd in de weer met het verwerken van alles wat uit de tuin kwam; jam maken van vlierbessen en rabarber en wat nog meer. Ik vond het heerlijk om te helpen. Dus ik heb heel veel met het boerenland en door Land van Ons kom ik daar weer een beetje in terug. Fijn om af en toe weer op het boerenland te zijn.

Tekst: Flip Schrameijer 

Deel de post:
Facebook
LinkedIn
X
Pinterest
WhatsApp
Threads

Gerelateerde berichten