De kruidlaag in het voedselbos

Gedurende een aantal jaren was ik vrijwilliger bij Kiemkracht64 in Malden. Daar leerde ik het fenomeen voedselbos kennen. Wouter van Eck was toen al druk bezig met het ontwikkelen van zijn voedselbos Ketelbroek een paar kilometer verderop, ik ontmoette hem later toen ik de jaarcursus Voedselbos ben gaan doen.

In 2017 kwam Ernst Götsch naar Kiemkracht64 om te vertellen over voedselbossen. Ernst Götsch is een Zwitser die in Brazilië een gedegradeerd stuk oerwoud heeft teruggebracht naar een gezond oerwoud met veel voedselbomen. Hij beschrijft het als volgt:

Het voedselbos (Syntropic Farming) is een samenwerkend, intelligent, levend systeem dat in de loop van de tijd moet evolueren. Om dit te laten gebeuren, vinden er complexe interacties plaats tussen de planten (en dieren). Wanneer deze samenwerkingsrelaties op de juiste manier worden bevorderd door de boer, ontwikkelt de boerderij een sterk gezond, levend systeem. Na enkele jaren wordt het systeem deels autonoom. Het kan voor zijn eigen irrigatie en kunstmest zorgen, ongewenste planten verdringen en ziektes weerstaan. Het heeft alleen wat beheer van de boer nodig.

In een voedselbos wordt gestuurd op het ontwikkelen en in stand houden van een ecologisch en productief evenwicht. Aan de basis ligt een goed doordacht ontwerp, geïnspireerd op de opbouw van een bos. Het systeem wordt zo ingericht dat het zelf zijn vruchtbaarheid opbouwt. Het is biodivers en uitermate duurzaam. De volgende lagen vormen samen een compleet systeem:

1. De hoge kruinlaag wordt gevormd door hoge bomen zoals de walnoot of een rij zwarte elzen als haag/ stikstofbinder.
2. De lage kruinlaag wordt gevormd door lage fruitbomen of bijvoorbeeld de vlier.
3. De struiklaag wordt ingenomen door kleine heesters, 1 tot 3m. Denk aan allerlei soorten bessen, frambozen en talloze andere stuiken.
4. De kruidlaag wordt gevormd door de vegetatie tussen 20 cm en 1m, bijvoorbeeld heemst, mierikswortel, smeerwortel, brandnetel, varens of gewone berenklauw.
5. Bodembedekkers: tussen 0 en 20 cm zoals aardbei, postelein, bosbes, daslook.
6. De verticale laag zijn de klimplanten zoals kiwibes, druiven en akebia.
7. Wortels en knollen bevinden zich onder de oppervlakte zoals bijvoorbeeld de aardpeer.

Zoals te zien in deze opsomming vormen de kruidlaag en de bodembedekkers twee van de zeven lagen in een voedselbos. De diversiteit in deze twee lagen is over het algemeen heel groot. Afhankelijk van de plaats – zon/schaduw, (on)beschut, grondsoort, kwaliteit van de bodem en van het ontwikkelingsstadium van het voedselbos – kunnen er kruiden staan, fruitplanten en meerjarige groenten. De meeste vegetatie komt echter spontaan en ondersteunt de ontwikkeling naar een goede balans in het ecosysteem. De kruidlaag draagt bij aan een gezonde bodem, levert biomassa op en bevat waardplanten voor nuttige insecten die bijdragen aan de bestuiving en het plaagbeheer. Vaak zijn wilde planten ook nog prima eetbaar en gezond: de bloemen, de bladeren, de wortels en/of de zaden. Een goede chef of bierbrouwer gebruikt ze graag voor salades of als smaakmakers.

De soorten veranderen naarmate een voedselbos zich verder ontwikkelt. In successie volgen de volgende stadia elkaar op: pioniersvegetatie, graslandvegetatie, ruigtekruidenvegetatie en uiteindelijk struweel- en bos(rand)vegetatie. De bodem bevat steeds meer humus, door de bladeren, de takken en de kruidlaag die elk jaar opgaat in de bodem en weer terugkomt.

De bodem in een voedselbos mag niet onbedekt zijn, Ernst Götsch noemt dat een open wond. De kruidlaag is essentieel en wordt grotendeels met rust gelaten. Alleen planten die erg invasief zijn, zoals bramen, worden verwijderd.

In een voedselbos staan voornamelijk meerjarige planten. In zijn algemeenheid kun je zeggen dat meerjarige planten een voorkeur hebben voor bodems die door schimmels worden gedomineerd en eenjarige planten het beter doen in bacteriedominante bodems. Schimmels zijn door hun dradenstructuur heel gevoelig voor beschadiging. Daarom moet de bodem zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Voor ziekte- en plaagbeheer geldt: hoe meer diversiteit en onderlinge verbondenheid er is tussen de soorten, hoe weerbaarder het ecosysteem is.

Foto: een voedselbos in Limburg

Jeanne Mertens, 09-06-2021, Mook

Deel de post:
Facebook
LinkedIn
Twitter
Pinterest
WhatsApp

Gerelateerde berichten