Een dag na het artikel in het Dagblad van het Noorden kwam er nog een nabrander in de vorm van een redactioneel commentaar (3 december, Joep van Ruilen). Die willen we jullie niet onthouden:
Volgens de meest recente cijfers van het CBS is in Nederland op dit moment 2,2 miljoen hectare agrarische grond. De mensen achter ‘Land van ons’ kijken dan ook verder dan Gelderland alleen. De akkers en weilanden van Drenthe, Friesland en Groningen zijn eveneens in beeld. De opkoop is goed voor natuur en mens, is de redenering.
Er is vooralsnog geen reden om de goedheid van het streven in twijfel te trekken. Sterker, denkend aan de stikstofuitstoot door de intensieve landbouw, de voortslepende discussie over maatregelen daartegen en de onverminderd afnemende biodiversiteit is het wellicht zelfs toe te juichen.
Waarom het nagenoeg renteloze spaargeld op de bank laten als het gebruikt kan worden om landschapspijn tegen te gaan? Wie liever andere risico’s loopt, kan het ook in supermarkten of Duits vastgoed stoppen, leert de televisiereclame. Voor elke gewenste toekomst is wel een investering te bedenken.
Nieuw is het niet, burgers die zich verenigen om de natuur en het oorspronkelijke landschap te behouden. Stichting Het Drentse Landschap, om een voorbeeld te geven, is hier al 85 jaar mee bezig. Onder invloed van de publieke opinie stellen provincies vele miljoenen euro’s beschikbaar aan agrarische collectieven die aan natuurbescherming en -beheer doen.
De vorming van alweer een coöperatie, wat weinig anders betekent dan samenwerken, moet niet gezien worden als lumineus redmiddel. Het is eerder een signaal van burgers aan overheden, aan bestaande natuur- en landschapsorganisaties en aan boerenorganisaties dat het tempo van de bescherming en het herstel omhoog moet.
Daarmee is het vooral een niet mis te verstane boodschap aan de politiek: ‘Als jullie het niet regelen, regelen we het zelf. Met ons geld. En met elkaar.’