Biodiversiteit kan een boost krijgen als we in de landbouw andere gewassen gaan telen

 

Hoe waardevol zijn onze grote landbouwgewassen voor insecten?

Gewas

Aantal ha’s in Nederland

Bestuiving door insecten?

Opmerking

Graansoorten

250.000

Nee, windbestuiver

Niet duidelijk of het stuifmeel van graansoorten door insecten wordt gebruikt

Aardappels

165.000

windbestuiver en door hommels

Probleem in de aardappelteelt is de veelvuldige gewasbescherming, waar bestuivers schade van kunnen ondervinden

Bieten

85.000

windbestuiver

Mais

210.000

windbestuiver

Geeft wel stuifmeel af, maar kwaliteit is beperkt

Grasland

1.000.000

Nog nauwelijks

Grasland heeft groot deel kruidenrijkdom verloren, doordat er een focus is op eiwitrijk gras dat tot 8 keer per jaar gemaaid wordt, waardoor eventueel aanwezige kruiden niet meer in bloei kunnen komen en dus ook geen nectar of stuifmeel af kunnen geven.

Stuifmeel in onze landbouw

Stuifmeel levert de bouwstoffen voor groei en onderhoud van het insectenlichaam; nectar levert de energie om te kunnen bewegen. Het stuifmeel van verschillende planten heeft voor insecten een verschillende voedingswaarde (bron: Wim Reybroeck, onderzoek uit 1983 over voedingswaarde van stuifmeel).

Hieronder worden er een paar met elkaar (en met geen stuifmeel) vergeleken:
• geen stuifmeel: bijen leven 29 – 30 dagen (hier ontvangen de larven hun eiwit dus enkel door uitputting van het eiwitlichaam van de voedsterbijen)
• maisstuifmeel: bijen leven 29 – 30 dagen (mais stuifmeel lijkt dus geen toegevoegde waarde te hebben!)
• paardenbloemstuifmeel: bijen leven 39 dagen
• appelstuifmeel: bijen leven 42 – 49 dagen
• wilgenstuifmeel: bijen leven 46 dagen

Onze honingbij is helaas niet in staat om stuifmeel met een hogere voedingswaarde te onderscheiden van stuifmeel met een lagere voedingswaarde. Als bijen onvoldoende stuifmeel van voldoende kwaliteit voor handen hebben om het broed te voeden dan zullen ze hun eigen lichamelijke reserves aanspreken, waardoor ze zich ‘uitputten’. Gevolg: een korter leven, een grotere vatbaarheid voor ziektes, en op termijn (bij blijvende te korten) ondervoede jonge bijen, die zelf een volgende generatie ook weer minder van dienst kunnen zijn. Dit is een neerwaartse spiraal.