‘Ideale tuingrond bestaat grofweg uit gelijke delen klei, leem en zand. En daarnaast nog voor 5 à 10 procent uit organische stof, de in tuinierskringen veel bezongen humus.’
Als je niet meer wil weten over de grond onder je voeten dan dit, lees dan vooral niet De onderwereld van de tuin, van Romke van de Kaa.
Ben je nieuwsgierig genoeg om wel meer te willen weten, dan is dit boek een fascinerende ontdekkingstocht.
‘Vroeger wilde ik ontdekkingsreiziger worden. Wie niet, trouwens. Maar tegenwoordig kun je die ambitie nauwelijks meer koesteren. Geen plaats ter wereld zo afgelegen, of er vliegt wel een prijsvechter heen. Op Bali ligt zoveel afval op de stranden dat je er tot je knieën door de plastic rommel moet waden om bij de zee te komen. De disco in Buiten-Mongolië draait dezelfde muziek als die op Sint-Helena. Nee, voor ontdekkingen moet je tegenwoordig niet op reis. Je hoeft er alleen maar een gat in je tuin voor te graven.’
Aanstekelijk legt Romke van de Kaa, oud-kweker en tuinier, uit hoe weinig we nog weten van het leven in de aarde onder onze voeten. Dankzij onze kennis van DNA en dankzij steeds verfijnder elektronenmicroscopen doen we de ene ontdekking na de andere. Ja, eten of gegeten worden, dat is ook onder de grond essentieel, maar tegelijk is het verrassend hoeveel vormen van symbiose er bestaan.
Zijn boek is een mooie rondleiding door de onderwereld van de tuin. Hij begint met een inleiding vóór we op weg gaan, over de verouderde indelingen van levensvormen, vanaf die van Aristoteles tot Linnaeus en nog wat later, die alle de mens bovenaan plaatsen, wat geen verrassing is want ijdelheid is een heel menselijke eigenschap. Individueel zijn er wellicht uitzonderingen, maar wij als mensheid vinden onszelf enorm belangrijk, zo niet volmaakt, kroon op de schepping van welke god dan ook uit het pantheon.
Onderzoekers uit de laatste decennia hebben deze levensboom radicaal veranderd en het resultaat lijkt meer op een fraaie plant met drie stengels:
Het lijkt alsof Romke van de Kaa dit plaatje heeft ontleend aan Carl Woese, maar ik kon de bron niet vinden. Het is een sierlijke variant op de Phylogenetische Stamboom die resulteerde uit DNA-onderzoek en wat meer zijtakjes toont. Hoe dan ook, de mens bevindt zich niet aan de top maar bungelt ergens onderaan (maar wel ongeveer aan het eind) van de eukaryota-stengel, de rechter stengel. Namelijk bij de dieren. Slecht nieuws voor ijdeltuiten. Dichtstbijzijnde takje: de schimmels.
Maar na deze inleiding leidt Romke van de Kaa ons niet langs andere dieren en de schimmels, maar eerst langs de archaea: dat zijn namelijk de kleinste levende wezens, van 0,001 tot 0,015 mm, en Romke gaat van klein naar groot. Het vergrootglas dat we onderweg nodig hebben wordt steeds minder ingewikkeld, de beesten in het allerlaatste traject (woelmuizen en mollen) zijn met het blote oog te zien.
Archaea zijn prokaryoot: ze hebben geen celkern en bevatten weinig andere cellulaire structuren. Als je door je tuin loopt, loop je boven ontelbaar veel archaea, maar men vond ze ook in kraters, op de heetste plekken van de zeebodem en onder ijs.
De cellen van archaea zijn op moleculair niveau heel anders georganiseerd dan die van de andere twee domeinen van het leven, de bacteria en eukaryota.
Bacteriën zijn soms al ietsje groter. Maar nog steeds eencellig, zonder celkern; wel hebben ze erfelijk materiaal ofwel DNA (deoxyribonucleic acid; desoxyribonucleïnezuur) en ze kunnen zich razendsnel vermeerderen. Ook daarvan zit de grond vol, maar wij ook. We kunnen niet zonder, en planten al evenmin.
Van deze symbiose geeft het boek veel voorbeelden.
Bij de eukaryoten zijn we al een beetje thuis. Wij eukaryoten zijn opgebouwd uit cellen met een celkern en erfelijk materiaal. Maar vóór we aankomen bij de wat aaibaarder eukaryoten passeren we een lange straat protisten, eencelligen in een rijke variëteit en ook al talrijk onder de grond, en verder nog een menigte rare meercelligen, waaronder algen en slijmzwammen (wel eens heksenboter gezien?).
Eindelijk arriveren we dan bij de wat makkelijker te ontwaren beestjes en de planten. Ja, want aan het eind van de stengel is een soort driesprong: dieren, schimmels en planten.
Vooraleer onze excursieleider eindigt met een ‘Moraal’ (die veel deelnemers aan Land van Ons als muziek in de oren zal klinken) toont hij ons wederom fraaie voorbeelden van symbiose tussen die drie.
Wij, dieren, kunnen niet zonder planten en schimmels (en ook niet zonder bacteriën en kleiner gewriemel), maar planten kunnen dus ook niet zonder, niet zonder andere (soorten) planten, maar evenmin zonder dieren (regenwormen!), schimmels, bacteriën enzovoort. Zit dat niet in de grond, dan gaat de plant dood. Tenzij je hem voedt met kunstmest, maar dan volgt het einde onherroepelijk later.
Het zal niet verrassen dat een deel van de ‘Moraal’ luidt: gebruik geen kunstmest. En geen gif.
Voor de rest: koop en lees dit boek.
December 2021
Herman Verschuren