Over het belang van de kruidenlaag

In de jaren ‘70 liep ik een aantal maanden stage bij een onderzoeksinstelling voor biologisch-dynamische landbouw in Darmstadt, Duitsland. Ik woonde bij de familie Von Wistinghausen, destijds al in de 2e generatie actief in biologische landbouw. De vader van mijn gastheer was de eerste bio-landbouwvoorlichter, al ver voor de Tweede Wereldoorlog. Ze maakten onderscheid tussen bijkruiden en onkruiden: alle kruiden zijn bijkruiden, tenzij ze problematisch worden. Pas dan zijn het onkruiden. Die basisregel is nog steeds geen uitgangspunt in de landbouwpraktijk en evenmin in bijbehorend onderzoek, voorlichting en onderwijs. In de gangbare landbouw maak je onderscheid tussen onkruiden en probleemonkruiden, een wezenlijk verschil in benadering.

Er begint nu wel wat te veranderen. Het gebruik van herbiciden wordt steeds meer terug gedrongen ten gunste van mechanische onkruidbestrijding. Akkerranden worden steeds meer getooid met fleurige bloemenmengsels, waarop veel insecten en vervolgens weer vogels af komen. De impuls om dat te doen komt eigenlijk van buiten de landbouw. Boeren kunnen gebruik maken van overheidsbetalingen voor agrarisch natuurbeheer. Eigenlijk een dienst van boeren aan de maatschappij.

Een wezenlijke stap in het denken over al of niet bloeiende kruiden in de akker- en tuinbouw moet nog gezet worden. Om zo goed mogelijke ecologische evenwichten in je bedrijf te krijgen, zijn die bijkruiden essentieel. Zowel in de akker zelf als ook in heggen en overhoekjes geven ze ruimte, schuilgelegenheid en voedsel aan insecten die paraat moeten staan als plaaginsecten opkomen in het gewas. Heb je die niet of niet in voldoende wijze, dan moet er corrigerend opgetreden worden, wat dan weer vaak met pesticiden gebeurt.

Na mijn stage begon ik met een paar anderen aan onderzoek voor de biologisch-dynamische boeren in Nederland. Voor de melkveehouders werd begonnen met onderzoek aan klavers in het grasland. Inmiddels is dat al heel lang standaardpraktijk op biologische bedrijven en begint het ook steeds meer daar buiten door te dringen dat klavers als stikstofbinders en als eiwitbron goed in een bedrijfssysteem kunnen passen. In de jaren ’70 wilden we ook beginnen met onderzoek aan kruidenrijk grasland, maar dat was ook voor biologische boeren destijds een brug te ver. Inmiddels zijn best veel melkveehouders bezig met het inzaaien of doorzaaien van kruidenrijke gras-klavermengsels, omdat het de bodem en het vee ten goede komt.

De landbouw is sinds die jaren ’70 enorm verschraald. Juist de kruidenlaag en de diversiteit daarin zijn zowel kwantitatief als kwalitatief dramatisch afgenomen, met name door het overvloedige gebruik van herbiciden, het veel schoner werken, verdwijnen van een veelzijdige vruchtwisseling en langdurige en toenemende overbemesting en stikstofdruk. Aan dat laatste kun je op het eigen bedrijf of eigen percelen maar zeer beperkt iets doen, maar alle andere aspecten kun je binnen een natuurinclusieve werkwijze goed aanpakken. Doordat biologische landbouw steeds groter wordt en het herbicidengebruik in de gangbare landbouw steeds sterker teruggedrongen wordt, is er een ware revolutie gaande in methoden en machines voor niet-chemische onkruidbestrijding. Die techniek met GPS, camerabesturing en robotica biedt steeds meer mogelijkheden om op een goede manier met de kruidenlaag om te gaan.

Als met de techniek ook het denken verandert, hebben we het in de landbouw niet meer over onkruiden, maar over bijkruiden. Net als die oude landbouwvoorlichter, een halve eeuw geleden.

Tekst: Peter Brul
Deel de post:
Facebook
LinkedIn
Twitter
Pinterest
WhatsApp

Gerelateerde berichten